De Hoge Raad heeft in 2014 in de zaak Oudeland Beheer bv prejudiciële vragen voorgelegd aan het Europese Hof over het vaststellen van de maatstaf van heffing bij een interne levering met een erfpacht. De A-G van het Europese Hof heeft nu een conclusie genomen in deze zaak.
De prejudiciële vragen betreffen een btw-naheffingsaanslag die zag op een ingewikkelde onroerendgoedtransactie van Oudeland Beheer bv. De bv had btw betaald over de vestiging van het recht van erfpacht op een perceel grond en de afbouwkosten van de opstal, maar had de btw ook meteen in aftrek gebracht. Na oplevering was de bv het opstal als kantoorpand gaan verhuren. Omdat het verhuren van het pand als interne levering kwalificeerde, had de bv btw betaald over de verhuur van het deel van het kantoorpand waarvoor vrijstelling van omzetbelasting gold en waarvoor zij geen recht had op aftrek. De bv kreeg een naheffingsaanslag opgelegd. Het was voor de Hoge Raad niet duidelijk of en in hoeverre de vestiging van het recht van erfpacht en de afbouwkosten van de opstal mochten worden betrokken in de maatstaf van heffing voor deze interne levering. De A-G adviseerde het Europese Hof om de vragen als volgt te beantwoorden. Bij de btw-heffing bij een interne levering met een erfpacht, zoals in deze zaak, geldt als maatstaf van heffing de waarde van het verkregen zakelijk recht en de afbouwkosten van de opstal. De waarde van dit zakelijk recht is volgens de A-G gelijk aan de totale waarde van de resterende bedragen die nog als jaarlijkse canon moeten worden betaald op het tijdstip van de bestemming van het goed.
Lees ook de reactie van prof. dr. Redmar Wolf op deze zaak. Klik hier
Wet: artikel 8, derde lid, Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 5, eerste lid en vijfde lid, Uitvoeringsbesluit OB
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 15 oktober 2015, C‑128/14
Geef een reactie