Advocaat-generaal Niessen concludeert dat voor het opleggen van een vergrijpboete vanwege opzet de Belastingdienst moet doen blijken dat sprake is geweest van opzet.
Een man kreeg een navorderingsaanslag IB/PVV 2009 en gelijktijdig een vergrijpboete opgelegd. Hof Amsterdam (NTFR 2022/2875) oordeelde dat de inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 mocht opleggen. De reden was dat de man te kwader trouw zou zijn. Het hof vond het namelijk aannemelijk dat de man met behulp van een buitenlandse structuur welbewust inkomsten buiten het zicht van de Belastingdienst had gehouden. Dit zou hij hebben gedaan met het doel om over dat inkomen geen belasting te betalen. Het hof oordeelde voorts dat de inspecteur de man terecht opzettelijk te weinig belasting heeft betaald.
Ambtshalve bijeengebrachte grond
De man gaat in cassatie met zeven middelen. De Advocaat-generaal (A-G) concludeert dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. Maar uit eigen beweging voert de A-G nog een grond aan. Hij adviseert de Hoge Raad de klacht tegen de vergrijpboete toch te behandelen met inachtneming van deze ambtshalve bijeengebrachte grond. De A-G verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022 (NTFR 2022/1628). Zie ook NTFR 2022/1628 en ‘Fiscus moet aanwezigheid vergrijp overtuigend aantonen’.
Hof heeft te lichte toets toegepast
Het hof heeft ‘slechts’ onderzocht of de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de man met opzet heeft gehandeld. Daardoor heeft het hof niet de zware bewijslast van het ‘doen blijken’ gehanteerd, kan dit oordeel van het hof over de vergrijpboete niet in stand blijven. Daarom concludeert de A-G op ambtshalve bijgebrachte grond tot vernietiging van de uitspraak van het hof en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.
Verschil tussen navorderingsaanslag en vergrijpboete
De advocaat-generaal merkt ten overvloede nog op dat de zwaarte van de bewijslast voor navorderingsaanslagen en vergrijpboeten als gevolg van dit arrest dus uiteen loopt. Het komt de A-G voor dat het maken van dit onderscheid niet eenvoudig zal zijn. Denkbaar is dat een rechter die opzet aannemelijk acht en daarom oordeelt dat sprake is van kwade trouw, het lastig zou kunnen vinden om daarnaast tevens te oordelen dat dat bewijs hem toch niet had overtuigd.
Begrip aannemelijkheid
Wanneer de fiscus een gemoedstoestand als ‘opzet’ moet bewijzen, is een zuiver op objectief waarneembare gegevens berustende bewijsvoering veel moeilijker. De A-G betoogt dat het bewijs van ‘aannemelijkheid’ inhoudt dat een bepaald scenario weliswaar niet zonder meer met ‘harde’ feiten is aan te tonen. Maar daarvoor zullen wel voldoende ‘verankerde’ aanwijzingen bestaan om het voor ‘waar’ te houden, tenzij een ander scenario aanwezig is waarvoor dat eveneens geldt. Dit betekent dat in dergelijke gevallen het onderscheid tussen aannemelijkheid en overtuigend bewijs niet steeds volstrekt objectief is vast te stellen.
Online cursus Praktische tips voor discussies met de Belastingdienst
Discussies met de Belastingdienst zijn niet altijd te voorkomen. Dat is ook niet erg maar dan is het wel van belang dat u de discussie in goede banen kunt leiden. Naast kennis van de materiële kant van de zaak moet u ook weten wat uw speelveld is. Met andere woorden u moet ook weten hoe het formeelrechtelijk loopt. In de adviespraktijk is dat nog weleens een ondergeschoven kindje. In deze cursus reikt advocaat & fiscalist Diana Jansen deze kennis op een praktische manier aan, zodat u meteen aan de slag kunt.
Geef een reactie