Mag de Belastingdienst navorderen als in strijd met zijn beleid een teruggaaf omzetbelasting is verleend, terwijl geen sprake is van een materiële belastingschuld? Deze vraag is voorgelegd aan de Hoge Raad. Advocaat-generaal IJzerman concludeert dat zonder materiële verschuldigdheid geen naheffing mogelijk is.
De Belastingdienst hanteert als beleid dat nieuwe rechtspraak in beginsel geen aanleiding is om ambtshalve terug te komen op het verleden. Toch kan het in de praktijk gebeuren dat de inspecteur in strijd met dit beleid een teruggaaf verleent. Dit was bijvoorbeeld het geval toen een dirigent naar aanleiding van rechtspraak suppletieaangiften omzetbelasting indiende. De inspecteur verleende de dirigent teruggaven omzetbelasting, hoewel dit in strijd was met het beleid van de Belastingdienst. De staatssecretaris van Financiën meent dat de strijdigheid met het beleid voldoende is om te kunnen naheffen. De Advocaat-generaal (A-G) legt het begrip onterechte teruggaaf enger uit. Men moet aansluiten bij de materiële belastingschuld die nog niet is geformaliseerd. Zonder deze materiële belastingschuld is naheffen niet mogelijk. De A-G prefereert het belang van een juiste formele vaststelling van de materiële belastingschuld boven de wens tot een vlotte afhandeling van verzoeken om ambtshalve teruggaaf. Hij adviseert de Hoge Raad daarom het cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën ongegrond te verklaren.
Wet: art. 20, eerste lid AWR en art. 20, tweede lid Wet OB 1968
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 25 september 2019 (gepubliceerd 25 oktober 2019), ECLI:NL:PHR:2019:948
Geef een reactie