Kan de vrijval van een voorziening gevormd voor een borgstelling onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling worden gebracht? Volgens Advocaat-generaal Niessen is dat wel mogelijk in de volgende zaak.
Hof Den Haag besliste eind maart van dit jaar dat de vrijval van een voorziening gevormd door een borgsteller onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling viel. Zie: Vrijgevallen voorziening voor borgstelling vrijgesteld. A-G Niessen heeft op het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën een conclusie uitgebracht. De A-G stelt voorop dat de met de vordering rechtstreeks samenhangende betalingsverplichting van de borgsteller aan de crediteur tot het werkzaamheidsvermogen behoort vanaf het moment waarop de borgstelling tot stand komt. Dat brengt met zich dat in het jaar voorafgaande aan de betaling uit hoofde van de borgtocht een passiefpost kan worden gevormd voor de toekomstige uitgave.
Kwijtscheldingswinst
Spreekt men af dat de verplichting wordt teruggebracht en daarna het restant wordt betaald, dan vindt er een afwikkeling van de gevormde voorziening plaats. De voorziening wordt dan voor een deel afgeboekt wegens de gedane betaling en voor het restant verminderd ten gunste van de winst. De voorziening werd weliswaar gevormd omdat voorzienbaar was dat de betalingsverplichting zou worden ingeroepen, terwijl de te verwachten regresvordering geen waarde zou hebben. Maar de afboeking van het restant van de voorziening vloeide voort uit het feit dat de bank voor het overige zijn vordering op de belanghebbende prijsgaf. Ondanks het accessoire karakter van de borgtocht, bestond volgens de A-G tussen de schuldeiser en de borg een zelfstandige verbintenis die door de crediteur geheel of gedeeltelijk kan worden prijsgegeven. Het verschil van € 120.000 vormde voor belanghebbende om die reden vrijgestelde kwijtscheldingswinst, zo oordeelde de A-G.
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 16 augustus 2016 (gepubliceerd 9 september 2016), ECLI:NL:PHR:2016:864
Geef een reactie