Advocaat-Generaal Wattel heeft op 17 november 2015 een conclusie genomen waarin hij de Hoge Raad adviseert de crisisheffing deels in strijd te verklaren met het EVRM. Loonheffingspecialist Theo van Schendel (EY) legt uit hoe de A-G tot deze conclusie is gekomen en wat dit voor de praktijk kan betekenen.
De tweede 16%-crisisheffing 2014
Werkgevers waren in 2014 voor de tweede keer de ‘eenmalige’ 16%-crisisheffing verschuldigd voor elke werknemer die in 2013 een fiscaal loon had genoten van méér dan € 150.000. Advocaat-Generaal Wattel heeft op 17 november 2015 een conclusie genomen waarin hij de Hoge Raad adviseert de crisisheffing deels in strijd te verklaren met het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierin wordt het recht op ongestoord bezit van eigendom beschermt. Naar de mening van de A-G is de terugwerkende kracht in de crisisheffing een ongeoorloofde aantasting van het eigendomsrecht van burgers (en bedrijven) en daarmee niet EVRM-proof. Tegen de crisisheffingen is massaal bezwaar aangetekend. De ‘aangeslagen’ werkgevers verdedigen tevens dat de crisisheffing discriminerend werkt. Dit bezwaar is volgens de A-G ongegrond.
Eenmalig is eenmalig
Eenzelfde advies had de A-G eerder dit jaar (18 juni 2015) gegeven inzake de eerste crisisheffing 2013. Het wekt natuurlijk geen verbazing dat de A-G voor beide crisisheffingen tot eenzelfde advies komt. Voor de strijdigheid van de tweede crisisheffing 2014 met het EVRM, hanteert de A-G als aanvullend argument dat het kabinet de burgers in eerste instantie heeft voorgehouden dat de crisisheffing 2013 eenmalig zou zijn en dat het ook nadien nog expliciet heeft bericht dat deze heffing niet zou worden verlengd. Eenmalig is eenmalig. Door op Prinsjesdag 2013 een wetsvoorstel in te dienen met daarin toch een tweede crisisheffing, heeft het kabinet het vertrouwen van burgers geschonden. Opvallend in de conclusie van de A-G is de scherpe toonzetting in zijn beschouwingen over belastingheffing met terugwerkende kracht zonder voldoende rechtvaardigingsgrond. Een voorbeeld. Het kabinet heeft de terugwerkende kracht steeds ontkend. Dit is de reactie van de A-G:
“Wie zich laat overtuigen dat van onvoorzienbaar terugwerkende kracht geen sprake is als de wetgever voor reeds lang geleden genoten loon een toekomstig hergenietingsmoment fingeert ná inwerkingtreding van een wet die uitsluitend een vér voorbij aankondiging in het verleden liggend loonjaar treft, moet ook onvoorwaardelijk geloven in Sinterklaas en dat Elvis nog leeft.´
Indien de Hoge Raad de adviezen van de A-G overneemt, heeft dit tot gevolg dat lonen die zijn betaald vóór de datum van aankondiging van de crisisheffingen – toen waren deze heffingen voor werkgevers voorzienbaar – buiten de 16%-heffingsgrondslag blijven. Deze data zijn:
- voor de eerste crisisheffing 2013: 25 mei 2012 (aankondiging in het zogeheten ‘Kunduz-akkoord’);
- voor de tweede crisisheffing 2014: 17 september 2013 (Prinsjesdag, indiening wetsvoorstel).
In beide conclusies verwerpt de A-G de andere beroepsgrond van werkgevers, dat de crisisheffingen discriminerend werken en daarmee in strijd zijn met het EVRM en met het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Beide internationale verdragen bevatten een non-discriminatiegebod. Het is nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad.
U kunt de conclusie van de A-G nalezen via deze link:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2015:2304
Geef een reactie