Volgens Advocaat-generaal Niessen moet men het overgangsrecht in het belastingverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk niet grammaticaal uitleggen. Daardoor heeft volgens hem dit overgangsrecht een ruimere werking.
Op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) waren overheidspensioenen belast in de staat die dit pensioen uitkeerde. Deze bepaling is in beginsel komen te vervallen met de inwerkingtreding van het huidige belastingverdrag met het VK op 25 december 2010. Wie echter direct vóór de inwerkingtreding van het huidige verdrag een overheidspensioen ontving, kan besluiten dat de bepalingen van het oude verdrag met betrekking tot overheidspensioen van toepassing blijven.
Doel en strekking van de bepaling
De advocaat-generaal (A-G) komt tot zijn conclusie naar aanleiding van een geval waarin een voormalige ambtenaar van het VK pensioenrechten had opgebouwd. De man woont sinds 8 juli 2013 in Nederland. Het VK heeft hem een pensioen toegekend met terugwerkende kracht vanaf 11 februari 2010. De man heeft in augustus 2012 voor het eerst zo’n overheidspensioen ontvangen. Volgens de letterlijke tekst van de overgangsbetaling kan de man geen beroep doen op het overgangsrecht. Maar de A-G meent dat men de bepaling niet grammaticaal moet uitleggen. De betrokken verdragspartijen wilden namelijk juist vermijden dat door het nieuwe belastingverdrag de genieters van een ingegaan pensioen te maken kregen met een nieuwe staat die het pensioen belaste. Een grammaticale uitleg van de overgangsbepaling kan het doel en de strekking van de bepaling schaden. Daarom wil de A-G dat het hof onderzoekt of het pensioen per 11 februari vorderbaar en inbaar was. In dat geval heeft de man het pensioen voor het eerst genoten vóór de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag. Hij kan dan verzoeken om toepassing van de oude verdragsbepaling, dus toerekening van het heffingsrecht aan het VK.
Wet: art. 3.82, onderdeel b Wet IB 2001
Verdrag: art. 17 en 30, vierde lid Verdrag NL-VK 2008 en art. 19, tweede lid, onderdeel a Verdrag NL-VK 1980 (tot 5 april 2011)
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 9 mei 2019 (gepubliceerd 14 juni 2019), ECLI:NL:PHR:2019:493
Geef een reactie