Sinds 1 januari 2007 zijn ondernemingsverliezen niet meer onbeperkt verrekenbaar. Dit geldt ook voor verliezen die zijn geleden vóór de aankondiging van de wetswijziging, zodat de beperking tergwerkende kracht heeft. Advocaat-Generaal (A-G) Niessen meent dat hier sprake is van een schending van de Europese mensenrechten.
De A-G stelt dat het oude recht op onbeperkte verliescompensatie is aan te merken als eigendom en een legitieme verwachting. De desbetreffende ondernemer die de zaak had aangespannen, een tuincentrum/hoveniersbedrijf, had dus een recht (onder opschortende voorwaarde) op belastingvermindering. Door de wetswijziging per 1 januari 2007 is dat recht ontnomen. Bovendien is de beperking van de termijn voor voorwaartse verliesverrekening een inbreuk op de totaalwinstgedachte. De beperking heeft wel een wettelijke basis, maar is volgens de A-G onvoldoende gerechtvaardigd. Het doel van de wijziging was namelijk een grondslagverbreding in combinatie met een tariefsverlaging. Dit doel had een budgettaire aard en vormde geen reden om het tuinbedrijf met een extra last op te zadelen. De A-G concludeert dat de desbetreffende ondernemer een individueel belang had bij het eerder toegekende recht op onbeperkte verliesverrekening waartegen het publiek belang niet opweegt. Hij adviseert daarom de Hoge Raad het cassatieberoep van het tuinbedrijf gegrond te verklaren.
Besluit: artikel 3.150, derde lid Wet IB 2001 (per 31 december 2006) en artikel 3.150, eerste lid Wet IB 2001
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 20 juni (gepubliceerd 7 juli 2017), ECLI:NL:PHR:2017:567
Geef een reactie