De zogeheten A1-verklaring wijst op de sociale verzekeringsplicht van arbeidskrachten die in een ander land dan hun woonland werken. Bijvoorbeeld Rijnvarenden. Volgens de Hoge Raad is zo’n A1-verklaring al verbindend voordat zij onherroepelijk is geworden. Met een reactie van Laura Jentink.
In de zaak voor de Hoge Raad had de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan een Rijnvarende diverse A1-verklaringen afgegeven. Een A1-verklaring van 4 januari 2013 hield in dat op de Rijnvarende de Nederlandse wetgeving inzake sociale zekerheid van toepassing was in de periode 3 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Een A1-verklaring van 24 juni 2014 betrof de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 en heeft dezelfde inhoud. De man ging in bezwaar tegen de A1-verklaring. De aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2013 was opgelegd toen de A1-verklaring van 24 juni 2014 niet onherroepelijk vaststond. De A1-verklaring stond evenmin onherroepelijk vast toen de Inspecteur uitspraak deed op het tegen de aanslag gerichte bezwaar. De Hoge Raad kreeg de vraag voorgelegd hoe men in zo’n geval ten aanzien
van de premieheffing moet handelen, nu de door de SVB gegeven A1-verklaring van 4 januari 2013 onherroepelijk is en evenmin is ingetrokken. Op het moment waarop het Hof de vragen voorlegde, stond de A1-verklaring van 24 juni 2014 nog steeds niet onherroepelijk vast.
Geen schorsing
De Hoge Raad geeft eerst aan dat de werking van de A1-verklaring niet wordt geschorst door een daartegen gericht bezwaar, beroep of hoger beroep. De inspecteur moet zich in het kader van de premieheffing dus richten naar een A1-verklaring van de SVB als die verklaring nog niet onherroepelijk vaststaat. Ditzelfde geldt voor de belastingrechter die moet oordelen over een besluit van de inspecteur met betrekking tot de premieheffing voor de Nederlandse sociale verzekeringen. Komt later vast te staan dat de A1-verklaring en daarmee ook de uitspraak onjuist waren? Dan kan de belastingrechter zijn uitspraak op verzoek herzien. Dat een A1-verklaring nog niet onherroepelijk vaststaat, kan voor de rechter aanleiding zijn om gebruik te maken van zijn bevoegdheid de (verdere) behandeling van de zaak aan te houden. Daarvoor bestaat met name grond als tegen de verklaring over de toepasselijke wetgeving een rechtsmiddel is aangewend en te verwachten valt dat de verklaring niet (ongewijzigd) in stand zal blijven. De tijd die hiermee is gemoeid, blijft buiten beschouwing bij de beoordeling of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor berechting van de zaak. De periode van aanhouding is niet aan een maximum gebonden.
Opvolging door niet-onherroepelijke A1-verklaring
Vervolgens gaat de Hoge Raad in op de specifieke situatie dat een onherroepelijk A1-verklaring wordt gevolgd door een A1-verklaring die niet onherroepelijk vaststaat en die (deels) op dezelfde periode ziet. De Hoge Raad geeft aan dat het hof de bevoegdheid heeft om de (verdere) behandeling van de zaak aan te houden indien een A1-verklaring over de in geding zijnde periode onherroepelijk vaststaat. Maar het hof mag rekening houden met de mogelijkheid dat die verklaring geheel of ten dele zal worden ingetrokken of ongeldig zal worden verklaard naar aanleiding van (de uitkomst van) een procedure over een andere A1-verklaring. Uit de aard van de A1-verklaring vloeit voort dat het bevoegde orgaan van een lidstaat de bevoegdheid heeft op een verstrekte A1-verklaring terug te komen en daaraan de rechtskracht te ontnemen. Het hof oordeelt of aanleiding bestaat om de zaak aan te houden. Deze periode is niet aan een maximum gebonden. Het hof heeft overigens geen verplichting om in een procedure over de premieheffing te wachten op de definitieve uitkomst van een geschil over een voor die procedure relevante A1-verklaring van de SVB.
Commentaar Laura Jentink
Laura Jentink is auteur van Loonzaken
Op grond van EG-verordening zijn werknemers op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. De lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, verstrekt op verzoek van de werknemer of diens werkgever een zogenoemde A1-verklaring die inhoudt dat deze wetgeving van toepassing is, en die eventueel vermeldt tot welke datum en onder welke voorwaarden dit het geval is. Een dergelijke verklaring is bindend zolang deze niet is ingetrokken of ongeldig verklaard door de lidstaat waar zij is afgegeven. De heffing van de premies volksverzekeringen en de vaststelling van de verzekeringsplicht over twee bestuursorganen (Belastingdienst en SVB) en over twee rechterlijke kolommen is verdeeld. Dit maakt dat procedures betreffende internationale verzekeringsplicht tijdrovend en complex kunnen zijn.
Verordening: art. 5, tweede lid en 19 Verordening (EG) 987/2009
Meer informatie: Hoge Raad 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1725
Geef een reactie