Rechtbank Gelderland moest zich bij een gecombineerde aandelen- en activa-passivatransactie buigen over de vraag of de koopsom moest worden toegerekend aan de vervreemde aandelen en/of aan de vervreemde activa en passiva. Het belang is duidelijk: in hoeverre is de deelnemingsvrijstelling van toepassing?
Een moedervennootschap was enig aandeelhoudster in een dochtervennootschap. Beide vennootschappen hielden zich bezig met inkoop/handel/levering/wederverkoop van gas en elektriciteit. Bij de oprichting van de dochter-B.V. was een gedeelte van de onderneming van de moeder-BV ingebracht ter volstorting van de aandelen. Een aantal jaar later werden alle activiteiten van de moeder-B.V. en de aandelen in de dochter-B.V. voor € 75 miljoen verkocht aan een derde. De moedervennootschap stelde dat de gehele koopsom moest worden toegerekend aan de aandelentransactie. Daardoor zou de verkoopopbrengst onbelast onder de deelnemingsvrijstelling vallen. Maar de inspecteur vond dat slechts € 15 miljoen was toe te rekenen aan de aandelen. De resterende € 50 miljoen rekende hij toe aan de activa en passiva.
De rechtbank stelde vast dat uit het overnamecontract geen specificatie volgde van de koopsom en de verdeling over de aandelen en de activa-passiva. Uit het onderhandelingstraject dat was voorafgegaan aan de totstandkoming van deze overeenkomst leidde het hof af dat € 2.185.000 was toe te rekenen aan de aandelen in de dochtervennootschap. De resterende € 72.2185.000 was toe te rekenen aan de overgenomen activa en passiva. De rechtbank verminderde de door de inspecteur toegepaste correctie van de deelnemingsvrijstelling van € 75 miljoen tot € 72.815.000.
Wet: artikel 13 VpB 1969
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 25 oktober 2017 (gepubliceerd: 3 november 2017), ECLI:NL:RBGEL:2017:5555
Geef een reactie