Een storting op een rekening vanwege een aandelentransactie zou men niet mogen verwarren met een schenking. Zo’n ‘vergissing’ bij het doen van aangifte inkomstenbelasting vormt grove schuld.
Een vrouw ontvangt op 12 oktober 2011 van haar vader 16% van de aandelen in een buitenlandse nv. Deze aandelen hebben een waarde € 4.477.792. Op 5 november 2012 koopt de nv de aandelen van de vrouw voor € 4.500.000 in. Daarbij blijft de nv de koopsom schuldig. In 2014 en 2015 lost de nv € 120.000 respectievelijk € 300.000 op deze schulden af. De nv stort deze bedragen op een rekening ten name van de vrouw en haar vader. Maar de tegoeden op de bankrekening komen alleen toe aan de vrouw. In haar eerste aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2014 en 2015 maakt de vrouw geen melding van haar vordering op de nv. Zij vermeldt evenmin de bankrekening waarop de aflossingen zijn gestort. Pas later dient zij herziene aangiftes in waarin zij de vordering en de bankrekening wel meldt.
Grove schuld
De inspecteur stelt dat door grove schuld aan de kant van de vrouw aanvankelijk onjuiste aangiftes zijn ingediend. Omdat de vrouw is ingekeerd, matigt de Belastingdienst de vergrijpboete tot 60% van de boetegrondslag. Normaal gesproken zou de boete 75% bedragen. De vrouw gaat in beroep tegen de vergrijpboete. Hof Den Haag is het met de Belastingdienst eens dat sprake is van grove schuld. Uit de bankafschriften volgt dat de nv de betalingen heeft verricht ten titel van de aandelenverkoop. De bedragen waren bovendien hoger dan eerdere schenkingen van de vader. De vrouw moet hebben begrepen dat de stortingen geen gewone schenkingen van haar vader waren, maar betalingen door de nv vanwege de aandelentransactie. Bovendien is het algemeen bekend dat banktegoeden en andere bezittingen boven een bepaald bedrag belast zijn in box 3.
Boetematiging
Aan de andere kant heeft de vrouw later een andere belastingadviseur in de arm genomen. Daarop zijn herziene aangiftes ingediend. Het verwijt dat de vrouw treft is daarom minder ernstig. Daarnaast is er voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig om de boetes te beperken. Bovendien blijkt de redelijke termijn te zijn overschreden. Daarom vernietigt het hof de vergrijpboete over de aanslag 2014 en verlaagt de boetebeschikking 2015 van € 28.933 naar € 10.000.
Wet: art. 5.1 Wet IB 2001 en art. 67e en 67n AWR
Masterclass Actualiteiten vermogensstructurering
In één dag praat ervaren docent en partner family office drs. Jeroen Knol je bij in wat er speelt op het snijvlak van fiscaliteit en vermogen. Vanuit zijn jarenlange praktijk voor zeer vermogende particulieren, kapitaalkrachtige ondernemers en familiebedrijven neemt hij je mee door alle actualiteiten en nieuwe afwegingen.
Geef een reactie