Hof Den Haag oordeelt dat een aangifte tegen raadsheren geen grond voor wraking is als niet aannemelijk is dat de aangifte tot strafvervolging leidt.
In een fiscale beroepsprocedure heeft een vrouw op 13 december 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen drie raadsheren. De vrouw beweert dat dat deze raadsheren hebben geweigerd te bevestigen conform internationale verdragen te zullen handelen. Daardoor meent de vrouw geen eerlijk proces te krijgen. Bovendien hebben de raadsheren het verzoek van de vrouw om een openbare zitting afgewezen. Ook dat is in strijd met de Europese mensenrechten, aldus de vrouw. De wrakingskamer constateert dat de raadsheren wel hebben bevestigd dat het de taak van de rechter is om het recht toe te passen. Verder stelt de wrakingskamer dat de beslissing om een zitting niet openbaar te laten plaatsvinden een procedurele beslissing is. In beginsel vormen procedurele beslissingen geen grond voor wraking. De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek van de vrouw daarom af. Vervolgens doet de vrouw aangifte tegen de desbetreffende raadsheren. Zij beschuldigt hen van dwang door machtsmisbruik.
Geen aanwijzing dat aangifte tot strafvervolging leidt
Op 20 maart 2024 hervat het hof het onderzoek ter zitting in de fiscale zaak. Maar op 3 april 2024 dient de vrouw een tweede wrakingsverzoek in. Nu luidt de motivering dat twee raadsheren niet meer onafhankelijk kunnen oordelen, omdat zij vanwege de aangifte binnenkort tegenover de vrouw komen te staan. Maar volgens de wrakingskamer vormt dat geen zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid. Het feit dat aangifte is gedaan van berechting door een partijdig gerecht, betekent niet dat dit ook echt is gebeurd. Dat geldt ook voor zover deze aangifte ziet op een (vermeend) strafbaar feit. Daarnaast is niet gebleken dat de bevoegde ambtenaren enig gevolg heeft gegeven aan de aangifte. De wrakingskamer verwacht dan ook niet dat de vrouw daadwerkelijk tegenover de desbetreffende raadsheren komt te staan in een strafprocedure. Daarom wijst de wrakingskamer ook het tweede wrakingsverzoek af.
Wet: art. 8:15 Awb en art. 365 WvSr
Bron: gerechtshof Den Haag 12 april 2024 (gepubliceerd 7 mei 2024), ECLI:NL:GHDHA:2024:616, 200.339.253/01
Geef een reactie