Staatssecretaris Van Rij en de minister van natuur en stikstof Van der Wal informeren de Tweede Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar mogelijke fiscale belemmeringen bij beëindigingsregelingen in het kader van de stikstofproblematiek. Ook geven zij aan welke conclusies het kabinet verbindt aan het onderzoek.
Het kabinet beoordeelt de door de sector aangedragen fiscale aandachtspunten en de aanbevelingen van de taskforce als volgt:
Besluit om de HIR te verruimen
Door de sector is als punt aangedragen dat het bij een staking van een gedeelte van de onderneming niet mogelijk is om de HIR of artikel 3.64 van de Wet IB 2001 toe te passen, indien het voornemen bestaat om te herinvesteren in een nieuwe onderneming.
Het kabinet erkent dat hier sprake kan zijn van een reëel aandachtspunt. Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2023 aangekondigd om met ingang van 1 januari 2024 de toepassing van de HIR te verruimen indien sprake is van een staking van een gedeelte van een onderneming (gedeeltelijke staking) als gevolg van overheidsingrijpen. In deze situatie wordt het mogelijk om een HIR te vormen, indien en zolang het voornemen bestaat om het bedrag van die reserve te herinvesteren in bedrijfsmiddelen ten behoeve van een andere onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, mits voor het bepalen van de winst bij beide ondernemingen dezelfde bepalingen van toepassing zijn. Die andere onderneming kan zowel een nieuwe onderneming als een bestaande onderneming van de belastingplichtige zijn. Met andere woorden, de HIR kan in dat geval over de ondernemingsgrens worden toegepast. Net als bij de huidige regels voor de HIR moet het voornemen bestaan om het bedrag van de reserve in het jaar van vervreemding of in de daaropvolgende drie jaren te herinvesteren in een of meer bedrijfsmiddelen. De aanpassing van de HIR zal worden opgenomen in het Belastingplan 2024.
Stakingslijfrente: verruimen wordt in de Augustusbesluitvorming overwogen
Een ondernemer die (een deel van) zijn onderneming staakt, kan zijn stakingswinst omzetten in een lijfrente (stakingslijfrente). De sector heeft naar voren gebracht dat de huidige regeling voor de stakingslijfrente beperkte mogelijkheden biedt voor bepaalde (leeftijds)groepen. Het verruimen van de stakingslijfrente zou afhankelijk van de variant tussen de circa € 3 en 10 miljoen kosten. Daar zal het kabinet tijdens de Augustusbesluitvorming een besluit over nemen.
Besluit om geen aanpassing te doen in de overdrachtsbelasting: specifiek maatwerk niet mogelijk; generieke maatregel niet wenselijk
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het effect van de overdrachtsbelasting op de deelnamebereidheid aan de beëindigingsregelingen in den brede naar verwachting relatief gering is. In individuele gevallen kan de overdrachtsbelasting wel een rol spelen ten aanzien van de aantrekkelijkheid. Het treffen van aanvullend fiscaal beleid op dit punt acht het kabinet niet opportuun. Het kabinet acht het – gelet op het verwachte effect van de overdrachtsbelasting op de deelnamebereidheid – tevens niet opportuun om nu alsnog in het bijzonder hiervoor een aanvullende staatssteunnotificatieprocedure te starten in Brussel, mede omdat Nederland bij de Lbv-plus de maximale ruimte binnen de staatssteunregelgeving heeft gebruikt en er derhalve daarvoor geen kans is op goedkeuring door de Europese Commissie. Een generieke maatregel waarbij deze staatssteunvraag niet speelt, acht het kabinet evenmin geschikt.
Besluit om niet over te gaan tot een generieke verhoging van stakingsaftrek en/of MKB-winstvrijstelling
Door de sector is een (generieke) verhoging van de stakingsaftrek of de MKB-winstvrijstelling gesuggereerd als een manier om deelname aan de beëindigingsregelingen fiscaal aantrekkelijker te maken voor agrariërs. Het kabinet ontraadt deze oplossingsrichtingen. Een dergelijke generieke verruiming kan niet kan worden gezien als een fiscale oplossing voor een knelpunt in relatie tot de beëindigingsregelingen en gaat gelet op de brede werkingssfeer bovendien gepaard met een aanzienlijke budgettaire derving die al snel in de honderden miljoenen euro’s kan gaan lopen. Het kabinet acht deze generieke oplossing niet proportioneel omdat het hoge budgettaire beslag bij deze maatregelen niet opweegt tegen de mate waarin naar verwachting de effectiviteit van de beëindigingsregelingen zal verbeteren.
Onderwerpen waar bij nadere analyse geen sprake is van een fiscale belemmering
In een aantal gevallen is op grond van de analyse van de taskforce bij nadere beschouwing geen sprake van door de sector aangedragen fiscale knelpunten. Het gaat om de volgende gevallen:
- Belastingschade
- Omzetbelasting
- Geruisloze inbreng in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verder bestaat er vanuit het Platform Landbouw een werkgroep stikstofrechten met als doel om duidelijkheid te geven door middel van een vragen- en antwoordentekst over de fiscale aspecten van verschillende onderdelen van beëindigingsregelingen, zoals Lbv en Lbv-plus. De bedoeling is om deze vragen- en antwoordentekst op korte termijn te publiceren op de website van LTO en de Belastingdienst. Ook kunnen belastingplichtigen in vooroverleg met de Belastingdienst treden om vooraf zekerheid te krijgen.
Geef een reactie