V&A 20-003 behandelt de vraag of het mogelijk is om een aangevangen ODV-uitkeringsperiode aan te passen na het verlagen van de AOW-leeftijd op grond van de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd.
In artikel 38p van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) zijn de fiscale
voorwaarden opgenomen voor een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting
(ODV). In het tweede lid van dit artikel is bepaald hoe de waarde van de ODV
moet worden uitgekeerd.
Uitgangspunt is dat de waarde van de ODV wordt uitgekeerd in een periode van 20 jaar vanaf het bereiken van de AOW-leeftijd. Wordt de eerste ODV-termijn (maximaal vijf jaar) vóór de AOW-leeftijd uitgekeerd, dan wordt de standaard uitkeringsperiode verlengd met de periode gelegen tussen het uitkeren van de eerste ODV-termijn en het bereiken van de AOW-leeftijd. Bij de aanvang van de ODV-uitkeringen, staat de duur van de ODV-uitkeringsperiode in principe vast.
Kan de resterende duur van de ODV-uitkeringsperiode worden aangepast aan de lager vastgestelde AOW-leeftijd?
ODV-gerechtigde X is geboren op 1 juni 1957. Op 1 september 2019 heeft hij de ODV-termijnen laten ingaan. Naar de toen geldende wetgeving zou hij op 1 september 2024 zijn AOW-leeftijd bereiken. Omdat de ODV-termijnen vijf jaar vóór de in 2019 geldende AOW-leeftijd zijn ingegaan, is de ODV-uitkeringsperiode toen vastgesteld op 25 jaar. Per 1 januari 2020 is de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd in werking getreden. Als gevolg hiervan bereikt X drie maanden eerder zijn AOW-leeftijd, op 1 juni 2024.
Geen fiscaal bezwaar
Ja, het ontmoet fiscaal geen bezwaar om de eerder vastgestelde ODV-uitkeringsperiode eenmalig aan te passen aan de door de invoering van de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd lager vastgestelde AOW-leeftijd. Dit is echter niet verplicht.
Voor het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode gelden de volgende aandachtspunten:
- Het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode kan zowel gedurende het ODV-uitkeringsjaar als op de ODV-uitkeringsverjaardag plaatsvinden.
- Het bedrag van de uit te keren ODV-termijnen moet direct herrekend worden bij het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode aan de lager vastgestelde AOW-leeftijd.
- De ODV-uitkeringsverjaardag wijzigt niet bij het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode gedurende het ODV-uitkeringsjaar. Op het moment van deze tussentijdse aanpassing vindt er ook geen oprenting plaats van de op dat moment resterende waarde van de ODV.
- Bij het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode op de ODV-uitkeringsverjaardag zal de waarde van de ODV wel opgerent moeten worden met de marktrente van artikel 12.3a van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB). Voor de oprenting van de ODV wordt verwezen naar V&A 17-027.
- Bij het aanpassen van de resterende ODV-uitkeringsperiode aan de verlaagde AOW-leeftijd, mag de aangepaste resterende ODV-uitkeringsperiode (alsnog) naar keuze worden afgerond op hele maanden of jaren. Voor het afronden van een ODV-uitkeringsperiode wordt verwezen naar V&A 17-029.
Geef een reactie