De staatssecretaris van Financiën heeft gerapporteerd over de voortgang van de onderhandelingen betreffende de vierde anti-witwasrichtlijn. Hierbij komen onder andere PEPs, UBO-informatie en de ‘Zwarte lijst’ aan de orde.
Drempelwaarde handelaren goederen van grote waarde
In de tekst van de algemene oriëntatie is de drempelwaarde voor handelaren in goederen van grote waarde niet verlaagd naar EUR 7.500 (zoals aanvankelijk voorgesteld door de Commissie), maar naar EUR 10.000. Dit komt beter dan het Commissievoorstel overeen met de Nederlandse positie. Die positie was dat dit drempelbedrag, zonder onderbouwing met een risicoanalyse, ongewijzigd zou moeten blijven (op EUR 15.000).
Uitzonderingen aanbieders gokdiensten
In lijn met het voorstel van de Commissie zijn in de algemene oriëntatie alle aanbieders van gokdiensten aangemerkt als instellingen (met bijbehorende verplichting om cliëntenonderzoek te doen en een meldingsplicht). Er is echter de mogelijkheid opgenomen dat lidstaten, op basis van een risicobeoordeling, die aanbieders (met uitzondering van casino’s en aanbieders van grensoverschrijdend online gokken) geheel of gedeeltelijk kunnen uitzonderen van de richtlijnverplichtingen. Die mogelijkheid van nationale flexibiliteit is geheel in lijn met de Nederlandse positie.
PEPs
Met betrekking tot politiek prominente personen (politically exposed persons, ook wel ‘PEPs’), is de tekst van de algemene oriëntatie niet conform de aanbevelingen van FATF. De FATF aanbevelingen bieden de mogelijkheid om bij cliëntenonderzoek binnenlandse PEPs minder streng te behandelen dan buitenlandse PEPs. Het is op grond van die aanbevelingen niet mogelijk om PEPs afkomstig uit een andere lidstaat eveneens te behandelen als binnenlandse PEPs. Een onderscheid tussen ‘eigen’ PEPs en PEPs uit een andere lidstaat is echter niet te rijmen met principes van de interne markt en om die reden is dit onderscheid dan ook niet opgenomen in de algemene oriëntatie.
UBO-informatie
De tekst van de algemene oriëntatie met betrekking tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-informatie) is uitgebreider geworden dan het voorstel van de Commissie. De tekst bevat nog steeds de verplichting voor bedrijven en andere juridische entiteiten om bij te houden wie hun uiteindelijk begunstigde(n) is/zijn. In aanvulling daarop schrijft de tekst van de algemene oriëntatie voor dat UBO-informatie gehouden moet worden op een specifieke locatie. Als voorbeelden van een dergelijke specifieke locatie wordt genoemd een openbaar centraal bedrijvenregister of data opvraagsystemen. Ook staat in de tekst expliciet vermeld dat het feit dat de bedrijven en andere juridische entiteiten UBO-informatie moeten bijhouden en het feit dat die informatie op een specifieke locatie moet worden gehouden, de instellingen niet ontslaat van de verplichting om zelf cliëntenonderzoek te doen. Nederland heeft deze tekst gesteund in de onderhandelingen.
Zwarte lijst
Nederland heeft, met de Commissie, in de onderhandelingen gepleit voor het geheel achterwege laten van een lijst van derde landen die “equivalent” zijn aan de EU-lidstaten voor wat betreft hun systemen ter bestrijding en voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (een zogenaamde “witte lijst”). Ook een EU-lijst van landen met strategische tekortkomingen in hun regelgeving met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering (een zogenaamde “zwarte lijst”) past naar het Nederlands oordeel niet in een risicogebaseerde benadering. Er is echter voor gekozen om in de tekst van de algemene oriëntatie een rechtsbasis op te nemen voor een EU zwarte lijst.
Meer informatie: Kamerbrief over voortgang onderhandelingen vierde anti-witwasrichtlijn
Geef een reactie