Een bezwaar tegen een beschikking tot aansprakelijkstelling mag niet zien op feiten en omstandigheden die van belang waren bij het vaststellen van de belastingaanslag als de rechter met betrekking tot deze feiten en omstandigheden een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan (verbodsbepaling). De Hoge Raad maakte onlangs duidelijk dat een bezwaar wel mogelijk is als de belanghebbende andere feiten en omstandigheden naar voren brengt.
Een B.V. had een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd gekregen. Zij ging in bezwaar en beroep tegen deze naheffingsaanslag, maar Rechtbank Breda verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak van de rechtbank stond onherroepelijk vast. De B.V. betaalde de loonheffingenschuld echter niet. De ontvanger van de belastingen stelde daarom een vrouw aansprakelijk die de bestuurder en enig aandeelhouder van de B.V. was. Toen de vrouw in beroep ging, stelde zij onder andere dat de naheffingsaanslag te hoog was. Hof Den Bosch wees dit middel af, omdat de naheffingsaanslag onherroepelijk vast stond. De Hoge Raad oordeelde dat het hof te kort door de bocht was geweest. De wettelijke verbodsbepaling waar het hof op doelde geldt niet voor feiten en omstandigheden die nog niet eerder zijn voorgelegd aan de belastingechter of waarover de rechter zich nog niet heeft uitgelaten. Daarom verwees de Hoge Raad de zaak door naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor nader onderzoek.
Wet: artikel 49, zevende lid IW 1990
Meer informatie: Hoge Raad 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2722
Geef een reactie