Staatssecretaris Vijlbrief bekijkt of en onder welke voorwaarden in bepaalde gevallen dubbele belastingheffing kan worden voorkomen bij de toepassing van hybride mismatchmaatregelen. Dit antwoordt hij op Kamervragen naar aanleiding van een artikel in het Maandblad Belasting Beschouwingen ‘Overkill bij ATAD2: wat gaat de Hoge Raad of staatssecretaris doen?’. Ook beantwoordt hij vragen over de fiscaal transparante beleggingsinstelling en actuele vragen over invoering DAC6.
De toepassing van de hybridemismatchmaatregelen kan leiden tot dubbele belastingheffing erkent Vijlbrief. Het kabinet heeft de dubbele belastingheffing aangekaart bij de EC. De EC zegt dat de tekst van ATAD2 ruimte biedt om op nationaal niveau dubbele belastingheffing door toepassing van de hybride mismatchmaatregelen in bepaalde gevallen te voorkomen. Gegeven de ruimte die ATAD2 biedt wordt nader bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, in bepaalde gevallen dubbele belastingheffing kan worden voorkomen. Het streven is om de praktijk hierover door middel van een beleidsbesluit in het voorjaar van 2021 meer duidelijkheid te verstrekken.
Zie ook: Blog | DAC6/MDR: de redelijkheid in de wetgeving is zoek dus is kennis essentieel
Fiscaal transparante beleggingsinstelling
Vijlbrief herkent en deelt de constatering dat de fiscale behandeling van lichamen als transparant (niet zelfstandig belastingplichtig) of niet-transparant (wel zelfstandig belastingplichtig) onderwerp van discussie is vanwege de hybridemismatchmaatregelen in de vennootschapsbelasting, de inwerkingtreding van de Wet bronbelasting 2021 en het voorontwerp van de Wet modernisering personenvennootschappen. Binnen vier weken wil de bewindsman een internetconsultatie starten met betrekking tot voorgestelde aanpassingen op het kwalificatiebeleid van (buitenlandse) rechtsvormen, die onderdeel zullen uitmaken van het pakket Belastingplan 2022.
Meldingsplicht
Bij de totstandkoming van de wet is onderkend dat (hulp)intermediairs in de praktijk moeite kunnen hebben met het vaststellen van het al dan niet meldingsplichtig zijn van concrete constructies. Om hieraan tegemoet te komen is een leidraad opgesteld waarin nadere inkleding wordt gegeven aan de meldplicht, uiteraard binnen de kaders die DAC6 hiervoor voorschrijft. In de leidraad wordt ook het begrip ‘hulpintermediair’ nader ingekleed. Ook in de leidraad is opgenomen dat een potentiele hulpintermediair geen onderzoeksplicht heeft. Dit wil zeggen dat een persoon niet is gehouden om extra informatie te verzamelen om te kunnen beoordelen of hij kwalificeert als hulpintermediair, als die extra informatie niet nodig is om de betreffende dienst – rekening houdend met de deskundigheid die en het begrip dat daarvoor nodig is – te kunnen verstrekken. Financiële instellingen vallen voor routinebanktransacties gewoonlijk niet onder het begrip hulpintermediair vallen.
Ontheffingsmogelijkheid
DAC6 voorziet in een ontheffingsmogelijkheid om dubbele of meervoudige meldingen te voorkomen. De ontheffingsmogelijkheid houdt in dat een (hulp)intermediair is ontheven van de meldingsplicht als hij aannemelijk kan maken dat de betreffende inlichtingen al door een andere intermediair zijn verstrekt, al dan niet in een andere lidstaat van de Europese Unie. Om voor ontheffing in aanmerking te komen, moet een intermediair zich er derhalve van vergewissen dat een andere betrokken intermediair aan de meldingsplicht voldoet. Concreet kan een ‘Nederlandse intermediair’ aannemelijk maken dat een andere betrokken intermediair de melding heeft gedaan als hij in het kader van een controle door de Belastingdienst kan verwijzen naar het aan die andere intermediair toegekende referentienummer naar aanleiding van de melding. Als een intermediair nalaat een andere betrokken intermediair te informeren over het feit dat een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie reeds is gemeld, kan die andere intermediair dit verifiëren of zekerheidshalve zelf tot melding overgaan. Vijlbrief ziet niets in de introductie van een verplichting voor intermediairs om eventuele andere intermediairs te informeren over een gedane melding nu dit de administratieve lasten voor intermediairs sterk zou doen toenemen. Daarbij zou de introductie van een dergelijke extra verplichting afbreuk doen aan de “zuivere implementatie” van DAC6 – dus zonder extra Nederlandse verplichtingen – die de wet op dit moment voorstaat.
Inperking werking DAC6 door VK
Het Verenigd Koninkrijk heeft aangegeven alleen te zullen deelnemen aan de OESO ‘Mandatory Disclosure Rules’ welke ziet op de Common Reporting Standard Avoidance Arrangements and Opaque Offshore Structures (hierna: OESO MDR). Ingevolge de OESO MDR zijn intermediairs en belastingplichtigen gehouden om constructies waarmee de CRS wordt omzeild of waarmee uiteindelijk belanghebbenden worden verhuld, te melden. In DAC6 bestaat deze meldverplichting ook (wezenskenmerk D)25, maar zijn daarnaast andere criteria om te moeten melden opgenomen.
Meldingen die zien op de OESO MDR worden op automatische basis uitgewisseld met alle landen die deelnemen aan de OESO MDR. Nederland heeft aangegeven los van DAC6 óók deel te nemen aan de OESO MDR, zodat informatie over wezenskenmerk D-constructies ook met de andere deelnemende landen (buiten de EU) wordt gedeeld. Door zich te beperken tot informatieuitwisseling wat betreft de OESO MDR heeft het Verenigd Koninkrijk de werking van DAC6 dus inderdaad ingeperkt. Zodra een intermediair die in het Verenigd Koninkrijk actief is echter een ‘nexus’ met een EU-lidstaat heeft, bijvoorbeeld omdat die intermediair beschikt over een vaste inrichting in een lidstaat via welke de diensten in verband met een ingevolge DAC6 meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie worden verleend, dient die intermediair alsnog tot melding ingevolge DAC6 over te gaan. Daarnaast zullen constructies waarbij tenminste één van de deelnemers in de constructie Europese nexus heeft ook gemeld moeten worden. Dit gebeurt hetzij door een (andere) betrokken intermediair die wél Europese nexus heeft, hetzij door de relevante belastingplichtige.
Verder heeft het verlaten van de EU door het Verenigd Koninkrijk tot gevolg dat het Verenigd Koninkrijk geen vrije toegang meer heeft tot de interne markt. Ten aanzien van de financiële dienstverlening betekent dat concreet dat de Europese paspoorten van de Britse financiële instellingen per 1 januari 2021 zijn komen te vervallen. Hierdoor is het voor Nederlandse bedrijven minder aantrekkelijk geworden om gebruik te maken van diensten van deze financiële instellingen. Er is dus niet zozeer sprake van een concurrentie voor- of nadeel, maar meer een wezenlijke verandering van de geldende spelregels waarbij het Verenigd Koninkrijk en de EU met ingang van 1 januari 2021 op grotere economische afstand van elkaar zijn komen te staan.
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 5 maart 2021
Taxvice webinar DAC6
Wat de richtlijn inhoudt, hoe het de onderneming raakt, de deadlines en toetsing van de constructies, we behandelen het allemaal tijdens het Taxvice DAC6 webinar. We blikken terug op de eerste fase en delen de praktijkervaringen. Taxvice klanten kunnen gratis deelnemen met een speciale kortingscode.
Geef een reactie