Het Hof van Discipline heeft begin december twee Groningse advocaten vier weken geschorst. Ze overtraden meerdere advocatenregels door bijna een miljoen euro contant, zwart geld op de derdengeldenrekening te storten en hiermee te ‘bankieren’. “Bijzonder kwalijk en verwerpelijk,” aldus het hof.
In mei 2016 meldt zich een nicht van een recent overleden ondernemer op het Groningse PlasBossinade-kantoor. Zij woonde bij hem in, en weet niet wat zij aan moet met twee koffers vol met biljetten van twintig en vijftig euro, afkomstig uit het huis van de overledene. Na enig overleg op kantoor en met de bank laten advocaten H. en N. (laatstgenoemde werkt niet meer bij PlasBossinade) de koffers met geld naar de bank brengen. Daar wordt de totale som van ruim € 932.000 gestort op de derdengeldenrekening van hun kantoor.
H. had al vaker gewerkt voor de overledene en wist dat het geld afkomstig moest zijn van een Duitse bankrekening op naam van ‘een Japanse vriendin’. De advocaat wist ook dat het om zwart geld ging, dat in overleg met de fiscus ‘gefiscaliseerd’ moest worden. Volgens de uitspraak van het Hof van Discipline was het hem dan meteen ‘duidelijk dat het geld waar de nicht mee kwam aanzetten het (zwarte) geld betrof waarover hij eerder met de vader had gesproken’.
Voorschotdeclaratie à € 35.000
Met de nicht wordt afgesproken dat het geld wordt bewaard voor de vriendin, of voor degenen die later ‘de uiteindelijke rechthebbenden van het bedrag zullen zijn’. Van het totaalbedrag mogen de advocaten 35.000 euro overmaken naar de bankrekening van kantoor, bij wijze van ‘voorschotdeclaratie’.
De Belastingdienst begint intussen een onderzoek naar nog verschuldigde inkomsten- en erfbelasting, waarna de Japanse vriendin – allang terug in haar vaderland – openheid geeft over haar vermogen. Op instructie van de advocaten wordt uiteindelijk € 50.000 van de derdengeldenrekening naar de onderneming van de overledene gestort, en ruim € 78.500 aan deze vriendin. Uit een rapportage van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur (FUI) komt verder naar voren dat de advocaten voor in totaal € 366.695 hebben gedeclareerd. Deze declaratie is verrekend met het saldo op de derdengeldenrekening.
Er volgen klachten van enkele erfgenamen en de Belastingdienst, en ook de deken dient een bezwaar in. De advocaten hadden op grond van de Voda immers moeten overleggen met de deken over het in ontvangst nemen van de contante som geld. Bovendien hadden ze niet goed genoeg uitgezocht wie nu eigenlijk de rechthebbenden van het geld waren, voordat het bedrag op de derdengeldenrekening werd gestort. Doordat de advocaten later delen van het bedrag naar andere partijen overmaakten, is er sprake geweest van ‘bankieren’ vanaf de derdengeldenrekening, wat evenmin is toegestaan.
Atypische situatie
Of de storting op de derdengeldenrekening überhaupt toegestaan was geweest, laat het Hof van Discipline in het midden. Maar volgens de hoogste tuchtrechter is het overduidelijk dat de advocaten zich tot de deken hadden moeten wenden over de contante storting van bijna een miljoen. Er was sprake van ‘een atypische situatie, waarbij een zeer groot contant bedrag aan zwart geld centraal stond’. Overleg met de deken is immers al verplicht bij contante betalingen vanaf € 5.000.
Verder hadden de advocaten hun cliënte niet als rechthebbende mogen aanmerken. Het was immers onduidelijk wie er recht hadden op het – ook nog eens zwarte – geldbedrag. Het hof: “Bovendien stond voor verweerders zelf evenmin vast wie de rechthebbende(n) op het geldbedrag was/waren, nu zij daartoe nog onderzoek zouden doen.” Dat de vriendin de rechthebbende zou zijn, bleek later onjuist; de fiscus beschouwde enkel de erfgenamen als rechthebbenden.
‘Kwalijk en verwerpelijk’
Toch deden de advocaten betalingen vanaf de derdengeldenrekening aan andere partijen; de onderneming en de cliënte. “Daarmee leggen zij de bijl aan de wortel van het instituut van de derdengeldrekening,” stelt het Hof van Discipline. “Het gedrag van verweerders voldeed daarmee niet aan de hierboven vermelde professionele standaard van betrouwbaar handelen […].” Advocaat H. had daarnaast in zijn rol als bestuurder van de stichting derdengelden van het kantoor moeten voorkomen dat er vanaf de derdenrekening betalingen worden gedaan aan andere partijen. Omdat hij dit naliet en hierover zijn medebestuurders niet inlichtte, is ook een klachtonderdeel hierover gegrond.
Het hof noemt de gedragingen ‘bijzonder kwalijk en verwerpelijk’ en onderstreept dat beide advocaten ‘op geen enkel moment inzicht hebben getoond in het kwalijke van hun handelen’. Voor beide komt het hof tot een schorsing van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. Daar komen in de andere klachtzaken nog berispingen bij.
PlasBossinade-bestuurder Peter Fousert zegt in een korte reactie in het Dagblad van het Noorden dat de regel over het melden van contante betalingen bij de deken toen ‘nog niet de uitleg had die het hof er nu aan geeft’. “Het betrof hier namelijk geen contante betaling aan een advocatenkantoor, maar een storting op de derdengeldenrekening.”
Dit artikel is eerder verschenen op advocatie.nl
Geef een reactie