Als de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een A1-verklaring heeft afgegeven, volgt hieruit dat er verzekeringsplicht is voor de Sociale Verzekeringen in Nederland. Daar doet niet aan af dat A1-verklaring nog niet onherroepelijk vaststaat en is afgegeven na ingangsdatum en na afgifte van een A1-verklaring door Liechtenstein.
Een man was in 2012 uitgezonden door een werkgever in Luxemburg en in 2013 door een werkgever in Cyprus aan een in Nederland gevestigde exploitant van een binnenvaartschip. Voor dit binnenvaartschip was een zogeheten Rijnvaartakte afgegeven. Volgens de A1-verklaring van de SVB was de man in Nederland sociaal verzekerd gedurende de periode 2013 en 2014. Volgens de A1-verklaring van Liechtenstein was de man sociaal verzekerd in Liechtenstein vanaf 1 maart 2014 tot en met 29 februari 2016. De man ging in bezwaar tegen de A1-verklaring van de SVB, maar de SVB wees zijn bezwaar af. De rechtbank achtte het beroep tegen de afwijzing van het bezwaar tegen de premieplicht door de SVB gegrond. Op het hoger beroep door de SVB bij de Centrale Raad van Beroep was nog niet beslist.
Vrijstelling premie volksverzekeringen?
In geschil voor Rechtbank Den Haag was of de binnenvaartschipper in 2012 en 2013 was verzekerd voor de sociale verzekeringen in Nederland. Voor het jaar 2012 volgde volgens de rechtbank de verzekeringsplicht uit de Rijnvarendenovereenkomst, omdat Luxemburg en Nederland hierin afspraken hadden gemaakt over de toepassing van de sociale verzekeringswetgeving. De eigenaar van het binnenvaartschip was exploitant en gevestigd in Nederland. Daarom was de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving van toepassing. Voor het jaar 2013 was van belang dat volgens de Verordening (EG) nr. 883/2004 de man sociaal verzekerd was in Nederland. Anders dan de man meende, was door de rechtbank in het beroep tegen de afwijzing van het bezwaar tegen de premieplicht, niet de A1-verklaring vernietigd, maar alleen de beslissing op het bezwaar tegen deze A1-verklaring. De rechtbank besliste eveneens dat de door de SVB afgegeven A1-verklaring ook verbindend was voor andere officiële instanties in Nederland. Tevens besliste de rechtbank dat de door Liechtenstein afgegeven A1-verklaring irrelevant was voor de geldigheid van de door de SVB afgegeven A1-verklaring.
Wet: Artikel 1, onderdeel c en artikel 4 Rijnvarendenovereenkomst en artikel 13 Verordening (EG) nr. 883/2004
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 6 april 2017 (gepubliceerd op 20 april 2017), ECLI:NL:RBDHA:2017:3694
Geef een reactie