Blijft een bestuurder zich na zijn aftreden feitelijk bezighouden met dezelfde werkzaamheden als vóór zijn aftreden? En laat de nieuwe formele bestuurder bestuurstaken over aan de afgetreden bestuurder? Dan geldt de bestuurdersaansprakelijkheid voor onbetaalde belastingschulden van een B.V. voor die afgetreden bestuurder.
Een man was directeur-grootaandeelhouder (dga) van een B.V. Op een gegeven moment ging hij in dienst bij een andere B.V. Ook verkocht de dga zijn aandelen in de B.V. aan een werknemer van die B.V. Deze werknemer werd bovendien ook ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als formele bestuurder. De B.V. had belastingschulden niet betaald. Daarom wilde de ontvanger de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen voor die belastingschulden. De dga stelde echter dat hij geen bestuurder meer was en daarom niet door de ontvanger aansprakelijk gesteld kon worden. In geschil voor Hof Den Bosch was of de dga kwalificeerde als feitelijk bestuurder. Het hof oordeelde op grond van de hierna genoemde omstandigheden dat de dga feitelijk bestuurder van de B.V. was gebleven. De man had na zijn ‘aftreden’ namens de B.V. gehandeld vanwege het geschil met de voormalige belastingadviseur. Verder kende het hof belang toe aan de verklaring van een werkneemster, die aangaf dat de man zich nog steeds bezig hield met diverse werkzaamheden, zoals inkoop, personeelsbeleid, betalingsverkeer, inboeken van de administratie, verkoop van auto’s en afhandeling van klachten van klanten. Voorts gaf die werkneemster aan dat ze nooit had geweten dat de dga geen formele bestuurder meer was van de B.V. De rol van de man binnen de onderneming was niet gewijzigd. Bovendien was de benoemde formele bestuurder een monteur en weliswaar een groot vakman op zijn vakgebied, maar hij bemoeide zich niet met het dagelijkse bestuur van de B.V. Ook tijdens de belastingcontrole was de dga aanspreekpunt in plaats van de formele bestuurder. De man was feitelijk bestuurder van de B.V. De ‘gewezen’ bestuurder had ook geen goed excuus voor het onvermeld laten van betalingsonmacht, zodat de man terecht door de ontvanger aansprakelijk was gesteld voor de belastingschulden van de B.V.
Wet: artikel 36 Invorderingswet 1990
Meer informatie: Hof Den Bosch 6 april 2017 (gepubliceerd op 1 juni 2017), ECLI:NL:GSHE:2017:1522
Geef een reactie