Als een vennootschap een lening verstrekt aan haar aandeelhouder waarvan aannemelijk is dat deze niet kan of zal worden afgelost, moet deze lening worden aangemerkt als een onttrekking. Het bedrag van de lening heeft dan immers het vermogen van de vennootschap definitief verlaten. Het is aan de inspecteur om dit aannemelijk te maken.
In een zaak bij Rechtbank Noord-Holland was in geschil of de toename van de rekening-courantschuld van een directeur-grootaandeelhouder (dga) aan zijn bv was aan te merken als belastbaar regulier voordeel uit aanmerkelijk belang. De rekening-courantschuld was in 2009 met € 100.716, in 2010 met € 189.859 en in 2011 met € 167.724 toegenomen. Tijdens de zitting voerde de inspecteur onder meer aan dat de dga en de bv geen rekening-courantovereenkomst hadden opgemaakt. Daarnaast waren geen zekerheden gesteld ten behoeve van de aflossing, er was geen rente en aflossingsschema overeengekomen en de bv had geen incassomaatregelen getroffen. De dga had niet weersproken dat hij de opnamen in rekening-courant had gedaan om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij kon evenmin de stelling van de inspecteur ontkrachten dat hij niet over geld beschikte waaruit hij de toename van de rekening-courantschuld had kunnen aflossen. De rechtbank besliste op grond van deze feiten en omstandigheden dat de toename van de rekening-courantschuld in de betrokken belastingjaren niet kon of zou worden afgelost. En belanghebbende had, gelet op zijn positie van dga, zich daarvan bewust moeten zijn. De bedragen van opnamen in rekening-courant hadden het vermogen van de onderneming definitief verlaten, en waren dus terecht als onttrekkingen aangemerkt.
Wet: artikelen 4.1, 4.6 en 4.12, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 30 november 2016, (gepubliceerd op 11 januari 2017), ECLI:NL:RBNHO:2016:10977
Geef een reactie