De ontvanger van de belastingen mag voor een aansprakelijkstelling afgaan op de gegevens uit het handelsregister, tenzij de aangesprokene kan aantonen dat die gegevens onjuist zijn.
Een man was via een stichting bestuurder van een B.V. Deze liet een aantal belastingaanslagen onbetaald. Op 4 september 2013 stelde de ontvanger de man aansprakelijk voor de onbetaalde aanslagen. Pas op 29 oktober 2013 vond in het handelsregister de registratie plaats van de (indirecte) bestuurswisseling per 1 juli 2013 bij de B.V. De aangesproken bestuurder stelde dat hij geen bestuurder meer was op 4 september 2013, de B.V. geen personeel meer in dienst had en geen sprake was van betalingsonmacht. In 2014 ging de B.V. failliet. In geschil bij Hof Amsterdam was of de man terecht aansprakelijk was gesteld door de ontvanger.
Terechte aansprakelijkstelling
Het hof besliste dat de aanslagen terecht waren opgelegd. Ook verwierp het hof de stelling van de (indirecte) bestuurder dat er geen betalingsonmacht kon zijn, omdat voldoende liquiditeiten aanwezig waren. Beslissend was dat de B.V. aanslagen onbetaald liet en dat de B.V. op een later tijdstip failleerde. De man had ook geen succes met zijn stelling dat hij op het moment van het ontstaan van de betalingsonmacht geen bestuurder meer zou zijn. De ontvanger mocht zijn aansprakelijkstelling baseren op de gegevens uit het handelsregister op dat moment, tenzij de man kon aantonen dat die gegevens onjuist waren, maar dat was niet het geval. Volgens het hof had de B.V. geen betalingsonmacht gemeld, terwijl de B.V. dit wel had moeten doen. Vervolgens oordeelde het hof dat de man het bewijsvermoeden dat sprake was van verwijtbaar kennelijk onbehoorlijk bestuur niet kon weerleggen. Het hof oordeelde daarom dat de man persoonlijk aansprakelijk was voor de onbetaald gebleven aanslagen.
Wet: Artikel 32, 36, en 49 Invorderingswet 1990
Meer informatie: Hof Amsterdam 7 maart 2017 (gepubliceerd op 26 april 2017), ECLI:NL:GHAMS:2017:768
Geef een reactie