Onder voorwaarden zijn de onderhoudskosten van monumentenpanden aftrekbaar. Men moet daarbij wel goed in het oog houden wat tot het monumentenpand behoort en wat niet.
Monumentenpand
De fiscale wetgeving geeft zelf geen definitie van het begrip ‘monumentenpand’ maar verwijst naar de Monumentenwet 1988. Deze wet definieert een monumentenpand als een pand dat staat ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 6 en 7 Monumentenwet 1988. Hierin staat dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in beginsel voor elke gemeente een register aanhoudt van de beschermde monumenten. In dit register schrijft hij de monumenten in die hij heeft aangewezen, voor zover geen beroep tegen die aanwijzing is ingesteld of een beroep is afgewezen. Als een monument niet ligt binnen het grondgebied van een gemeente, kan het worden opgenomen in een landelijk register.
Aftrek van onderhoudskosten
De eigenaar van een monumentenpand kan de onderhoudskosten voor dit pand aftrekken als het monumentenpand een eigen woning is of in box 3 valt. Deze aftrek van onderhoudskosten is een onderdeel van de persoonsgebonden aftrek. Overigens zijn de kosten niet volledig aftrekbaar: men mag maar 80% van de drukkende onderhoudskosten aftrekken. Deze regeling geldt niet voor zover het monumentenpand wordt gebruikt in een onderneming of voor een overige werkzaamheid. In deze gevallen vloeit de aftrek van onderhoudskosten immers al voort uit de regimes van de winst uit onderneming en het resultaat uit overige werkzaamheden. De zakelijke onderhoudskosten zijn dan volledig aftrekbaar.
Onderhoudskosten
In het kader van de regeling voor monumentenpanden is sprake van onderhoudskosten als de kosten dienen om een bestaand monumentenpand in bruikbare staat te herstellen of te houden. Daarbij gaat het vaak om vervanging of reparatie van onderdelen van het pand die door slijtage of veroudering niet meer functioneren. Kosten van verbetering zijn niet aftrekbaar. De Belastingdienst zal kosten die men maakt om een pand weer terug te brengen in de originele staat, evenmin aanmerken als onderhoudskosten, maar als kosten van verbetering. Soms valt in de gemaakte kosten zowel een element van onderhoud als een element van verbetering te onderkennen. De kosten zullen dan voor een deel aftrekbaar zijn. De Belastingdienst hanteert bovendien een redelijkheidstoets. De onderhoudskosten moeten dus in redelijkheid zijn gemaakt.
Wezenlijke verandering
Aftrek van kosten is in beginsel niet mogelijk als het monumentenpand door een restauratie qua aard, omvang of inrichting wezenlijk is veranderd. In de praktijk wordt een dergelijke wijziging een radicale vernieuwing genoemd. De Belastingdienst zal daarbij vooral kijken naar situaties waarin het pand voor de restauratie een bouwval was, of wanneer de totale werkzaamheden zo ingrijpend zijn dat de aard, inrichting of omvang van het pand totaal wijzigen.
Oud recht aftrek onderhoudskosten
Tot 1 januari 2012 werden uitgaven voor monumentenpanden in aanmerking genomen voor zover ze hoger waren dan de aftrekdrempel. Deze aftrekdrempel bedroeg:
- 0,80% van de eigenwoningwaarde (in beginsel de WOZ-waarde) als het monumentenpand een eigen woning was; of
- 4% van de waarde in het economische verkeer op de peildatum als het monumentenpand een vermogensbestanddeel in box 3 was.
Afgezien van deze aftrekdrempel waren de onderhoudskosten dus volledig aftrekbaar. Daarnaast kon men ook de afschrijvingskosten en vaste eigenaarslasten aftrekken. Onder voorwaarden kan men de onderhoudskosten aftrekken op de oude manier bij wijze van overgangsrecht. Zie: ‘Tip van de sluier 4 van 4: Betaal op tijd voor onderhoud monumentenpand’.
Rijksdienst voor cultureel erfgoed
Het is niet altijd even duidelijk of een onroerende zaak kwalificeert als een monument of niet. Uit een zaak voor Hof Amsterdam blijkt de vermelding in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed cruciaal te zijn. De situatie was als volgt. Een vrouw bezat een onroerende zaak die bestond uit een monumentaal woonhuis met een tuin en een zogeheten theekoepel. Een theekoepel is een vaak achthoekig gebouwtje met een koepelvormig dak en veel ramen of openingen. In 2008 had zij voor bijna € 20.000 aan onderhoudskosten gemaakt voor de theekoepel. Zij wilde deze kosten aftrekken als onderdeel van de persoonsgebonden aftrek. De inspecteur en de belastingrechter stonden dit niet toe, omdat de theekoepel niet afzonderlijk was vermeld in het register van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed. De theekoepel was evenmin genoemd als onderdeel van de onroerende zaak. Dat de theekoepel wel in andere documenten werd omschreven als onderdeel van een monument deed daaraan niets af. En dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in het verleden wellicht een subsidie had verleend voor onder andere de theekoepel was evenmin van belang.
Toetsing vooraf
De eigenaar van een monumentenpand kan de omvang van de kostenaftrek voor een monumentenpand vooraf laten toetsen door het Bureau Monumentenpanden van de Belastingdienst. Om de zekerheid te verkrijgen, moet men onder meer een bouwkundig bestek, een begroting en de bouwtekeningen van de huidige en de gewenste toestand van het monumentenpand aanleveren bij het Bureau Monumentenpanden. Het is niet mogelijk in bezwaar en beroep te gaan tegen de beslissing van het Bureau Monumentenpanden. Wel kan iemand zijn standpunt met betrekking tot de aftrekbare kosten opnemen in zijn aangifte inkomstenbelasting. Bij een afwijking van de aangifte door de inspecteur staat dan alsnog bezwaar- en beroep open.
Wet: artikel 6.31 IB 2001 en artikelen 6 en 7 Monumentenwet 1988
Meer informatie: Hof Amsterdam, 10 oktober 2013 (gepubliceerd 15 november 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:3991
Geef een reactie