Een woning waarop een recht van opstal is gevestigd, kan voor de houder van het opstalrecht een eigen woning vormen. Ook in deze situatie zijn de bijbehorende betalingen van erfpacht- en opstalrechten aftrekbaar.
De volgende zaak voor de Hoge Raad is een goed voorbeeld van zo’n situatie. Het betrof een echtpaar dat een woning bewoonde, waarvan de juridische eigendom in handen was van een bv. Het echtpaar bezat alle aandelen in deze bv. Eerst bewoonde het echtpaar de woning op basis van een erfpachtrecht op de woning. Eind 2001 hadden de bv en het echtpaar het oude erfpachtrecht omgezet in een erfpacht op de grond, in combinatie met een opstalrecht op de woning, waarbij het opstalrecht afhankelijk was van het nieuwe erfpachtrecht. Volgens de inspecteur was hier geen sprake van een eigen woning. Hij weigerde het echtpaar dan ook de aftrek van de betalingen van de erfpacht- en opstalrechten. De Hoge Raad haalde uit de wetsgeschiedenis dat feitelijk sprake is van een gehuurde woning als een erfpachtrecht is gevestigd op een pand. In dat geval is geen sprake van een eigen woning. Een erfpachtrecht op de grond sluit de kwalificatie van eigen woning niet uit. Een woning kan ook een eigen woning zijn als de bewoner de eigendom van de woning heeft dankzij een recht van opstal op die woning. In dat geval hoeft men niet eens te onderzoeken of hij de economische eigendom heeft. De voordelen, lasten en waardeveranderingen moeten wel toekomen aan of drukken op de bewoner. Daarbij mag de waardeontwikkeling van de opstal ook voortvloeien uit aanvullende contractuele voorwaarden in plaats van uit het opstalrecht zelf. De Hoge Raad stelde het echtpaar in het gelijk.
Wet: artikel 3.111, eerste lid, onderdeel a IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 17 februari 2012, LJN: BV0651
Geef een reactie