Als een afnemer van een levering gefactureerde btw betaalt aan zijn leverancier terwijl de verleggingsregeling van toepassing is, zal hij in eerste instantie moeten proberen deze btw terug te krijgen van de leverancier. Is dit niet mogelijk of heel lastig, dan moet de afnemer de Belastingdienst rechtstreeks om een terugbetaling van btw kunnen verzoeken. Dit blijkt uit een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU.
Een voorwaarde voor het recht op aftrek van gefactureerde btw is dat de desbetreffende omzetbelasting in rekening is gebrachte op een factuur die op de voorgeschreven wijze is opgemaakt. Een van deze factuureisen is dat de factuur de vermelding ‘btw verlegd’ bevat als de afnemer van de prestatie de btw moet voldoen. De vraag komt dan op wat de gevolgen zijn voor het recht op aftrek van voorbelasting als de leverancier of dienstverlener ten onrechte btw factureert aan een afnemer naar wie de btw had moeten worden verlegd. Een Kft., een Hongaarse vennootschap, belandde in deze situatie. Enkele leveranciers hadden ten onrechte de verleggingsregeling niet toegepast, maar de Kft. betaalde toch het factuurbedrag inclusief gefactureerde btw. De Hongaarse belastingrechter stelde daarom prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU.
Antwoord van het Hof
De antwoorden van het Hof lijken op het eerste gezicht slecht nieuws te zijn voor de btw-ondernemer. Het Unierecht staat toe dat de fiscus de aftrek van voorbelasting weigert als de afnemer de gefactureerde btw heeft betaald, terwijl hij deze btw niet was verschuldigd omdat de verleggingsregeling moest worden toegepast. De inspecteur mag de aftrek van voorbelasting in zo’n situatie zelfs weigeren als hij geen fraude vermoedt. Hij is evenmin verplicht eerst te onderzoeken of de opsteller van de onjuiste factuur de btw kon terugbetalen aan zijn afnemer (bijvoorbeeld via een civiele procedure) en zijn factuur kon rectificeren. Verder hoeft inspecteur niet te beslissen om de ten onterechte aan de leverancier betaalde en weer aan de Belastingdienst afgedragen btw zelf terug te betalen aan de afnemer. Maar tegenover deze beginselen staat een eis die gunstig is voor de afnemer. Kan de leverancier of de dienstverlener de onterecht gefactureerde btw niet of heel moeilijk kan terugbetalen aan de afnemer? Dan moet de afnemer zijn verzoek tot terugbetaling rechtstreeks kunnen richten tot de fiscus. Het Hof stelt dat dit vooral het geval zal zijn bij insolventie van de ondernemer die de prestatie heeft verricht.
Wet: art. 12, 15, eerst lid, onderdelen a en c sub 2° en 35a, eerste lid onderdeel m Wet OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU 11 april 2019, ECLI:EU:C:2019:327
Geef een reactie