Goedkoopmansgebruik dwingt niet tot aanpassing van de boekwaarde als het resultaat van die aanpassing de jaarwinst niet raakt, oordeelt de Hoge Raad.
Eind 2004 verwierf een bv voor ruim € 35,2 miljoen een belang van 4,7% in een aan de NASDAQ genoteerde vennootschap. Het ging om een ‘gelijkgestelde deelneming’. Toen de bv het belang in 2010 vervreemde voor in totaal € 22,4 miljoen was het de vraag hoe moest worden omgegaan met het behaalde resultaat. De inspecteur wilde de compartimenteringsleer toepassen en het positieve verschil tussen de waarde op de verkoopdatum in 2010 ( € 22,4 miljoen) en de waarde ultimo 2009 (€ 14,1 miljoen) belasten. Op 31 december 2009 liep namelijk de overgangsregeling af voor de inmiddels afgeschafte gelijkgestelde deelneming. De Hoge Raad oordeelde dat in deze situatie niet de compartimenteringsleer van toepassing was en verwees daarbij naar het arrest van 13 juni 2013. Vervolgens besliste de Hoge Raad dat goedkoopmansgebruik soms niet tot de aanpassing van de boekwaarde van een activum dwingt. Dit is het geval als het resultaat van die aanpassing niet in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen van de belastbare winst van het jaar waarin de aanpassing zou moeten plaatsvinden. De boekwaarde van het belang hoefde dus niet per 2009 te worden aangepast. De Hoge Raad stelde het in aanmerking te nemen resultaat uit de vervreemding op € 12,8 miljoen negatief (€ 22,4 minus € 35,2 miljoen).
Meer informatie: Hoge Raad, 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:684
Geef een reactie