Levering van een goed wordt geacht onder bezwarende titel te zijn verricht als tussen de levering van dat goed en de te ontvangen tegenprestatie een rechtstreeks verband bestaat. Een dergelijk rechtstreeks verband is aanwezig bij een rechtsbetrekking waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en de door de leverancier te ontvangen koopsom de werkelijke tegenwaarde vormt voor het geleverde goed.
Begin 2014 verkocht een gemeente een multifunctionele accommodatie (MFA) aan een stichting. In de koopovereenkomst was bepaald dat de gemeente eigenaresse bleef van de grond, maar in de akte van levering stond dat de ondergrond van de MFA ook werd geleverd aan de stichting. De overdrachtsbelasting en overige verkoopkosten van de MFA voldeed de gemeente.
Geen symbolisch bedrag
In geschil bij Rechtbank Den Haag is de aftrek van de voorbelasting op de bouw van de MFA. De rechtbank oordeelt op grond van het arrest HvJ EU 13 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:431 dat er een rechtstreeks verband is tussen de levering van de MFA en de tegenprestatie. Niet relevant is dat de tegenprestatie die stichting aan de gemeente betaalde aanzienlijk lager was dan de kostprijs of marktprijs. Ook vindt de rechtbank het geen bezwaar dat de akte van levering afweek van de koopovereenkomst voor wat betreft de levering van de grond door de gemeente en dat dit niet resulteerde in een hogere overdrachtsprijs. Betaling van € 145.000 kan bovendien niet worden gezien als betaling van een symbolisch bedrag, ook al bedraagt de waarde van de verkregen MFA € 1,44 miljoen en zijn de bouwkosten € 855.000. Wel moet sprake zijn van een economische activiteit door de gemeente. Volgens de rechtbank is het echter van algemene bekendheid dat gemeenten aangaande onroerende zaken werkzaamheden verrichten die zijn te beschouwen als voor de btw relevante economische activiteiten door gemeenten. Verder oordeelt de rechtbank dat er geen misbruik van recht is. De rechtbank bepaalt nog wel dat de teruggave omzetbelasting is beperkt tot alleen de voorbelasting die in rekening is gebracht in het desbetreffende tijdvak op de bouwkosten.
Wet: art. 7 Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 18 februari 2019 (gepubliceerd 29 maart 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:1433
Geef een reactie