Het kan gebeuren dat een BTW-ondernemer een andere ondernemer de opdracht geeft om diensten te verlenen in verband met een zaak waarvan een derde de eigendom heeft. De vraag is dan of de opdrachtgever recht op aftrek van voorbelasting. Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat onder voorwaarden de opdrachtgever inderdaad de voorbelasting mag aftrekken.
Een Bulgaarse aandelenvennootschap (een EOOD) had verschillende terreinen in een vakantiedorp gekocht. De EOOD wilde op deze terreinen gebouwen plaatsen om deze BTW-belast te verhuren. Deze gebouwen waren alleen aan te sluiten op een pompstation voor afvalwater als dat pompstation werd verbouwd. Dit pompstation was eigendom van een Bulgaarse gemeente. De EOOD sprak met deze gemeente af dat zij het pompstation zou (laten) herstellen en schakelde daarvoor een derde in. De EOOD wilde de BTW over de door deze derde verleende diensten aftrekken, maar de Bulgaarse belastingdienst ging daarmee niet akkoord.
Diensten voor economische activiteiten
Het geschil leidde uiteindelijk tot prejudiciële vragen. Het Hof antwoordde dat een BTW-ondernemer recht heeft op aftrek van voorbelasting die is gefactureerd in verband met een dienst, die bestaat in het (ver)bouwen van een onroerend goed dat eigendom is van een derde. Hierbij heeft die derde om niet het genot van het resultaat van de diensten verkregen. Een voorwaarde voor het recht op aftrek van voorbelasting is dat zowel de BTW-ondernemer als de derde de diensten gebruikt in het kader van zijn economische activiteiten. Bovendien is aftrek alleen mogelijk voor zover:
- de diensten niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om de BTW-ondernemer in staat te stellen om belaste handelingen in een later stadium te verrichten; en
- de kosten ervan zijn inbegrepen in de prijs van die handelingen.
Wet: artikel 15, eerste lid, onderdeel a Wet OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU 14 september 2017, C-132/16
Geef een reactie