Als gevolg van een beleidsplan kan het gebeuren dat een ondernemer de woonbestemming van een oude woning moet opgeven ten gunste van een woonbestemming voor een nieuwe woning. In dat geval mag hij de waardedaling van de oude woning als gevolg van het verlies van de woonbestemming toevoegen aan de boekwaarde van de nieuwe woning.
Een landbouwer dreef een eenmanszak en bezat twee percelen. Zijn woning was gelegen op een van deze percelen en samen met de ondergrond bestempeld als privévermogen. De overige gebouwen en gronden waren ondernemingsvermogen. De man wilde een nieuwe woning bouwen op het andere perceel. Dit perceel behoorde tot het ondernemingsvermogen en de nieuwe woning zou ook tot het ondernemingsvermogen behoren. Op grond van het bestemmingsplan mocht er maar één woning op de percelen staan. Om de bouwvergunning te krijgen, moest de ondernemer daarom de woonbestemming van zijn oude woning opgeven zodra de nieuwe woning was opgeleverd. Door het verlies van de woonbestemming daalt de waarde van de oude woning met € 50.000. Op het moment waarop de ondernemer de nieuwe woning in gebruik neemt, activeert hij dit verlies van € 50.000 als inbreng woontitel. Vervolgens rekent hij dit bedrag tot de boekwaarde van de nieuwe woning. De fiscus gaat daarmee niet akkoord. Maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ondernemer met de activering juist heeft gehandeld.
Geen 65%-waardering bij inbreng in vof
De rechtbank is minder te spreken over een ander standpunt van de ondernemer. Hij heeft namelijk in 2012 een vennootschapsovereenkomst gesloten met zijn echtgenote. Hierbij is het landbouwbedrijf in de vof ingebracht en heeft de man de nieuwe woning overgeheveld naar zijn privévermogen. Hij stelt daarbij dat het hier gaat om een verplichte overgang naar privé. In dat geval mag hij op grond van de toen geldende goedkeuring de waarde bewoond van de nieuwe woning vaststellen op 65% in plaats van de gebruikelijke 80% van de waarde in vrije staat. Maar de rechtbank vindt dat de inbreng in de vof geen bijzondere omstandigheid is die de ondernemer verplicht zijn woning naar privé over te brengen. Hij mag daarom de 65%-waardering niet toepassen.
Let op!
De huidige goedkeuring is minder mild. Nu mag men van de staatssecretaris van Financiën een woning in bewoonde staat onder voorwaarden waarderen tegen 85% van de waarde in vrije staat. Deze goedkeuring geldt ook bij een vrijwillige overgang naar privé. Maar daarbij is de achterliggende gedachte dat de belastingplichtige een gerechtvaardigde keuze heeft om zijn woning over te brengen naar privévermogen. De staatssecretaris wijst erop dat de huidige goedkeuring het karakter van een compromis heeft. Komen de partijen niet tot een compromis, dan mag de inspecteur elk geval op basis van de relevante feiten en omstandigheden beoordelen.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Besluit: besluit van de staatssecretaris van Financiën van 20 juni 2018, nr. 2018-81323
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 juni 2018 (gepubliceerd 6 december 2018), ECLI:NL:RBZWB:2018:3550
Geef een reactie