Alleen bijzondere kennis kan leiden tot het aannemen van resultaat uit overige werkzaamheden. Algemene kennis over de winstpotentie van bijvoorbeeld vastgoed is onvoldoende om te kunnen spreken van resultaat uit overige werkzaamheden.
Hof Arnhem-Leeuwarden kwam tot dit oordeel in een zaak die was aangespannen door twee broers die een forse verkoopwinst hadden behaald bij de verkoop van een boerderij. Deze broers hielden zich bezig met de exploitatie van kalvermesterij. Ze hadden daarnaast via hun persoonlijke holding ieder de helft van de aandelen in twee bv’s. In 2005 kochten zij samen met een derde partij een boerderij voor € 1.630.000. Deze boerderij werd twee dagen later doorverkocht voor € 1.800.000. De inspecteur nam het standpunt in dat bij deze broers en de door hem ingeschakelde derde op het moment van aankoop zodanig kennis aanwezig was over de winstpotentie van de boerderij dat sprake was van objectief te verwachten voordeel. Die boerderij stond namelijk gedurende drie jaar te koop. De inspecteur wist het hof niet te overtuigen met zijn stelling dat de betrokken partijen voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis hadden aangewend bij de transacties in kwestie. Nergens uit bleek dat de bedoelde transacties niet-speculatieve transacties met voorzienbaar resultaat waren. De enkele omstandigheid dat sprake was van een aankoop voor een gunstige prijs is daartoe onvoldoende. Het feit dat later door de opvolgende kopers bij wederverkoop steeds een nog hogere verkoopopbrengst was gerealiseerd bewees evenmin de voorzienbaarheid van het resultaat van de transactie. De broers hadden deze (hogere) resultaten immers niet gerealiseerd.
Wet: artikel 3.90 en artikel 3.92 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26 augustus 2014 (gepubliceerd op 29 augustus 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:6691
Geef een reactie