Er zijn in het Nederlandse fiscale procesrecht geen bijzondere bewijsregels voor het bewijs dat de ontvanger van een btw-vrijgestelde dienst buiten de EU is gevestigd. De rechtbank oordeelt, door het ontbreken van betere bewijsmiddelen, dat statistische gegevens een bewijsvermoeden opleveren.
Een btw-ondernemer hield zich bezig met het verifiëren en authentiseren van transacties in bitcoins en het realiseren van blokken binnen de bitcoin-blockchain. Voornoemde activiteiten vormen zogeheten miningactiviteiten. De ondernemer ontving een vergoeding in bitcoins voor het verifiëren en authentiseren van transacties, de transaction-fee. Ook ontving hij een vergoeding voor het realiseren van een nieuw blok in de blokchain, de blockreward.
Het geschil
In geschil bij Rechtbank Den Haag is of de ondernemer economische prestaties verricht en voor het bepalen van de aftrek van voorbelasting, hoeveel procent van de afnemers buiten de EU zijn gevestigd.
Geen onderscheid te maken in ontvangen vergoedingen
Vaststaat dat de transactiefees vergoedingen zijn voor de prestaties die de ondernemer voor de specifieke aanbieders van de transactie verricht. In zoverre is sprake van economische prestaties. Deze prestaties zijn echter vrijgesteld. De transactiefee is de vergoeding die ten laste komt van degene die de transactie ter verificatie aanbiedt. Deze is verschuldigd als de transactie in het blok wordt opgenomen. Er is een rechtstreeks verband tussen de werkzaamheden om een transactie te verwerken en de ontvangen transactiefee. De stelling van de inspecteur dat de ontvangsten door de btw-ondernemer moeten worden gesplitst, verwerpt de rechtbank. Het valideren en authentiseren is ook gericht op het realiseren van het blok en daarmee op het delven. Er is een onlosmakelijk verband tussen het valideren, authentiseren en het delven van bitcoins. De ondernemer heeft onweersproken gesteld dat hij het doel heeft te delven bitcoins te verhandelen. Ook dit is dan een economische prestatie.
Vrije bewijsleer
In rekening gebrachte omzetbelasting is bij voornoemde vrijgestelde prestaties alleen aftrekbaar als de prestaties worden verricht aan inwoners buiten de EU. Er bestaan in het Nederlandse fiscale procesrecht geen bijzondere bewijsregels of bewijsstandaarden hoe het bewijs kan worden geleverd dat een afnemer buiten de EU is gevestigd. De rechtbank volgt de door de ondernemer voorgestane bewijslevering door overlegging van statistische gegevens niet geheel. Maar omdat er volgens de rechtbank geen betere bewijsmiddelen voor handen zijn, wel gedeeltelijk. Daarom stelt de rechtbank in goede justitie vast dat 75% van de afnemers is gevestigd buiten de EU. De in rekening gebrachte voorbelasting is voor 75% aftrekbaar.
Wet: art. 11 lid 1 letter J ten tweede en art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB 1968
Geef een reactie