De Hoge Raad deed op 2 juni jl. uitspraak over de vraag of de Belastingdienst voor de toepassing van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4 AWR, ook voortvarend te werk moest gaan als het gaat om een Zwitserse effectenrekening. Voor Taxence geeft mr. Mark Hendriks als advocaat van de belanghebbende zijn visie op deze uitspraak.
Lees over de uitspraak ook de samenvatting: 'Niet voortvarend, maar wel op tijd'
Langlopende procedure
Deze uitspraak van de Hoge Raad vormt het sluitstuk in een langlopende en omvangrijke procedure. Eerder al had de Hoge Raad zijn oordeel gevormd over twee belangrijke rechtsvragen (ECLI:NL:HR:2015:913): (1) het incidentele hoger beroep van mijn cliënt, kon ruimer zijn dan het hoger beroep van de Belastingdienst zelf; (2) de FIOD moet worden beschouwd als belastingautoriteit in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie.
Verlengde navorderingstermijn niet beperkt
Wat nog resteerde was de vraag of de Belastingdienst voor de toepassing van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4 AWR, ook voortvarend te werk moest gaan als het gaat om een Zwitserse effectenrekening, zoals bij mijn cliënt. Daarvoor stelde de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Het oordeel van het Hof van Justitie van 15 februari van dit jaar (ECLI:EU:C:2017:119) was al een voorbode van de beslissing van de Hoge Raad van vrijdag 2 juni jongstleden. De verlengde navorderingstermijn wordt ten aanzien van derde landen – zoals Zwitserland of de USA – inderdaad niet beperkt door het voortvarendheidsvereiste.
Alle tijd van de wereld
Dat brengt de vreemde rechtsongelijkheid met zich mee dat de Belastingdienst bij vermogen in bijvoorbeeld Luxemburg met voortvarendheid aanslagen moet opleggen maar als het gaat om landen buiten de EU, alle tijd van de wereld mag nemen zonder dat de toepassing van artikel 16, lid 4 AWR in het geding komt. Mijn verweren dat er daarmee in strijd wordt gehandeld met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, verwerpt de Hoge Raad. Ook mijn verweer dat dit strijdig is met het eigendomsrecht van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM haalt het helaas niet. Daarmee lijkt de kous af. Althans voor mijn cliënt met een Zwitserse effectenrekening.
Deur op een kier
Toch roept dit arrest mijns inziens ook een vraag op: heeft deze beslissing eveneens te gelden voor belastingplichtigen met alleen een (passieve) bankrekening? Naar aanleiding van de expliciete vraag van de Hoge Raad aan het Hof van Justitie in hoeverre het uitmaakt dat de bank ‘in dit kader werkzaamheden verricht ten behoeve van de rekeninghouder’, oordeelt het Luxemburgse Hof nadrukkelijk dat een effectenrekeningen ‘beheerdiensten’ impliceert en dat van (actief) beheer – bij een bankrekening doorgaans geen sprake is. Dat zet naar mijn mening de deur op een kier voor belastingplichtigen met een (eenvoudige) betaal- of bankrekening buiten de EU. Ik vrees alleen dat dit weer een lange procedure vergt.
Geef een reactie