De fiscus kan de inbreng in een trust onder bepaalde omstandigheden aanmerken als een belaste schenking aan de beneficiaries van de trust. In dat geval zijn volgens Hof Amsterdam de beneficiaries de enige beroepsgerechtigden, zelfs als de inbreng vrij van schenking heeft plaatsgevonden.
Dit hofoordeel had betrekking op een zaak waarin een man met de Nederlandse nationaliteit samen met zijn Amerikaanse echtgenote een trust had opgericht. De trust was gevestigd in de VS. De dochter van het echtpaar was de beneficiary van de trust. In de jaren 2000 en 2001 ontving de trust van de man diverse participaties in een ander lichaam. De Belastingdienst merkte deze gebeurtenis aan als een belaste schenking aan de dochter. Zij kreeg dan ook aanslagen schenkingsrecht opgelegd. Haar vader voldeed deze aanslagen omdat hij zijn schenking vrij van recht wilde doen. In verband met een latere wetswijziging verzochten de dochter en de trust om een vermindering van de in het verleden verschuldigde schenkingsrecht. Toen dit geen succes had, legden de vader en de trust de zaak voor Hof Amsterdam. Het hof constateerde echter dat de vader en de trust niet behoorden tot de beroepsgerechtigden. De belastingaanslag was immers opgelegd aan de dochter, zodat zij de belanghebbende was. Dat de vader de participaties vrij van recht had ingebracht was niet van belang. De vader en de trust vielen evenmin onder de uitgebreide kring van belanghebbenden, omdat deze uitbreiding alleen belast inkomen en vermogen betrof (en betreft).
Wet: artikel 17 SW 1956 en artikel 26a, eerste en tweede lid AWR
Meer informatie: Hof Amsterdam, 12 september 2013 (gepubliceerd 17 september 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:2883
Geef een reactie