Een holding-bv die enkel accountantskosten voor het opstellen van jaarrekeningen doorbelast aan haar dochtervennootschappen is geen ondernemer voor de omzetbelasting. Geen aftrek van voorbelasting dus.
De desbetreffende holding had volgens de fiscus ten onrechte alle aan haar in rekening gebrachte kosten in aftrek gebracht. De holding kreeg daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd plus een vergrijpboete van 25%. De rechter was het met de inspecteur eens dat ieder aanknopingspunt ontbrak dat de holding prestaties had verricht voor haar dochters. Er bestonden daartoe geen rechtsbetrekkingen tussen de partijen en de dochtervennootschappen hadden op geen enkele wijze voordeel genoten. De enkele doorbelasting van aan de holding gerichte facturen was zonder nadere toelichting niet voldoende om te kunnen spreken van ondernemerschap. Er was evenmin sprake van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De holding kon niet aannemelijk maken dat sprake was van verwevenheid in economisch opzicht. Ook het beroep op de holdingresolutie faalde. De rechtbank vernietigde wel de boete vanwege een pleitbaar standpunt (zie: Zorg voor een goed vastgelegd pleitbaar standpunt!). Als de doorbelasting van een deel van de accountantskosten wel tot ondernemerschap zou hebben geleid, wat volgens de rechtbank op zichzelf pleitbaar was, dan zouden de algemene kosten geheel aftrekbaar zijn geweest. De holding verrichtte namelijk geen andere prestaties en had dus een pro rata van 100%.
Wet: artikel 15 Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 7 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3029
Geef een reactie