Als de inspecteur een verzoek om kwijtschelding van een aanslag ontvangt, moet hij dit doorsturen naar de ontvanger van de belastingen. Als de inspecteur het verzoek behandelt als een bezwaarschrift, moet de belastingrechter zijn uitspraak vernietigen. In beginsel levert dit de belanghebbende een proceskostenvergoeding op.
Een vrouw had in een brief naar de Belastingdienst verzocht om een kwijtschelding van een aanslag. Hoewel de brief als opschrift ‘bezwaar’ had, bestreed zij de juistheid van de aanslag niet. De inspecteur merkte de brief echter mede aan als een bezwaarschrift en deed daarop uitspraak. Hierin stelde hij onder meer dat hij niet was bevoegd het verschuldigde bedrag kwijt te schelden en dat hij de brief na de afhandeling van het bezwaar zou doorsturen naar de ontvanger. De vrouw ging in beroep tegen de uitspraak op bezwaar. De rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, omdat de juistheid van de aanslag niet in geschil was. De vrouw ging daarop in hoger beroep en stelde dat zij alleen een kwijtschelding van de belastingschuld wilde. Hof Amsterdam wees haar erop dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen of de fiscus een kwijtschelding moet verlenen. Dit is aan de ontvanger. De inspecteur had dan ook terecht de brief doorgestuurd naar de ontvanger. Wel oordeelde het hof dat de inspecteur en de rechtbank de brief niet hadden moeten behandelen als een bezwaarschrift. De inspecteur had een uitspraak gedaan waartoe hij onbevoegd was. Het hof vernietigde deze uitspraak en oordeelde dat de vrouw in ieder geval recht had op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
Wet: artikel 26, eerste lid IW 1990
Regeling: artikel 7, eerste lid Uitv.reg. IW 1990
Meer informatie: Hof Amsterdam, 4 september 2014 (gepubliceerd 8 oktober 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:4087
Geef een reactie