Bij het louter in gebruik geven van een pand is geen sprake van ‘tak van bedrijvigheid’, aldus Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
In deze zaak bestond discussie over de toepassing van de bedrijfsfusiefaciliteit en de vraag of de overgedragen activa als een onafhankelijke onderneming konden functioneren. Volgens het gerechtshof oordeelde de rechtbank terecht dat het louter ter beschikking stellen van een deel van de economische gerechtigdheid in een pand, niet als ‘tak van bedrijvigheid’ kan worden gezien. Het was ook niet aannemelijk geworden dat de omvang en aard van de werkzaamheden ter zake van het ter beschikking stellen en het daarmee behaalde rendement, meer omvatte dan voor normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Eventuele aanwezigheid van goodwill, belichaamd in een klantenbestand, had ook niet tot een andere conclusie geleid. Enkel een klantenbestand zonder personeel en inventaris kan niet als onafhankelijke onderneming functioneren. De inspecteur had toepassing van de bedrijfsfusievrijstelling terecht geweigerd.
Wet: artikel 14 Wet op de vennootschapsbelasting 1969, Richtlijn 2009/133/EG (fusierichtlijn)
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 oktober 2015 (gepubliceerd 30 oktober 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:7892
Geef een reactie