De staatssecretaris van Financiën heeft in een nota over de voortgang van de behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties meer duidelijkheid gegeven over de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever en de positie van de intermediair.
De staatssecretaris geeft in zijn nota aan dat het alternatief voor de Beschikking Geen Loonheffingen (BGL) en de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) ervoor zal zorgen dat de bestaande regels voor de loonheffingen beter worden nageleefd. De opdrachtgever krijgt namelijk een veel grotere verantwoordelijkheid: deze is samen met de opdrachtnemer verantwoordelijk voor de fiscale kwalificatie van de arbeidsrelatie. Opdrachtgever en opdrachtnemer moeten er samen voor zorgen dat er daadwerkelijk wordt gewerkt volgens de door de Belastingdienst beoordeelde voorbeeldovereenkomst. Oordeelt de fiscus dat er toch sprake is van een dienstbetrekking, dan zal de Belastingdienst – met name bij meerdere opdrachtnemers – ervoor kunnen kiezen om één naheffingsaanslag op te leggen aan de opdrachtgever, in plaats van losse correcties bij de individuele opdrachtnemers.
Intermediairs
Verder geeft de staatssecretaris aan dat de dienstverlening voor zzp'ers door intermediairs tot de mogelijkheden blijft behoren. Intermediairs die zekerheid willen krijgen over de loonheffingen kunnen een (voorbeeld)overeenkomst ter beoordeling voorleggen aan de Belastingdienst. Daarnaast geldt dat als een intermediair uitsluitend bemiddelt tussen een zzp'er en een opdrachtgever, er geen sprake is van een dienstbetrekking tussen de zzp'er en de intermediair. Maar als er ook een opdrachtovereenkomst tussen intermediair en opdrachtnemer is opgesteld, kan er sprake zijn van – al dan niet fictieve – dienstbetrekking tussen de intermediair en de opdrachtnemer. Dit zal met name het geval zijn als de opdrachtnemer zijn beloning niet van de opdrachtgever ontvangt, maar van de intermediair. In dergelijke situaties moeten de verhoudingen tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en intermediair in samenhang worden beoordeeld.
Meer informatie: Tweede Kamer, 16 juni 2015, 34.036
Geef een reactie