De aanslag die de Belastingdienst op basis van een eigen inschatting oplegt bij mensen die niet zelf hun aangifte doen, pakt in sommige gevallen te hard uit. Staatssecretaris Van Rij stuurt de Tweede Kamer een brief over een intern onderzoek verricht naar het ambtshalve proces inkomensheffing.
Het interne onderzoek van de Belastingdienst concludeert dat het huidige proces niet altijd efficiënt en effectief is. Daarnaast is het proces op onderdelen juridisch niet correct. Een hogere schatting kan, ook indien deze binnen de grenzen van de redelijkheid blijft, ‘hard’ uitpakken, bijvoorbeeld in die individuele gevallen waarin het inkomen in werkelijkheid toch lager blijkt te zijn en de belastingplichtige over onvoldoende ‘doenvermogen’ beschikt om hierop actie te ondernemen. De wijze van vaststellen van de aanslagen en de gevallen waarin een ambtshalve aanslag achterwege blijft zijn tevens van invloed op de inkomensvaststellingen ten behoeve van inkomensafhankelijke regelingen, zoals Toeslagen.
Naar aanleiding van de signalen over het ambtshalve proces zijn er verschillende maatregelen genomen. Werkinstructies zijn aangepast en er wordt bekeken of het opschorten van concrete dwanginvorderingsmaatregelen voor de groep bij wie ambtshalve aanslagen tot een betalingsachterstand hebben geleid mogelijk is.
Onderzoek bleef veel te lang op de plank liggen
Van Rij schrijft dat het interne onderzoek van de Belastingdienst veel te lang op de plank heeft gelegen en eerder aan de Kamer gestuurd had moeten worden. Het onderzoek van de Belastingdienst is immers al in juni 2020 vastgesteld. Daarna is er binnen de Belastingdienst veel overleg geweest over het onderzoek en de benodigde vervolgacties. Dit heeft te lang geduurd en had niet mogen gebeuren en zal niet meer gebeuren. Dit proces zal ook intern worden geëvalueerd om hier lessen uit te trekken voor de toekomst en herhaling te voorkomen.
Geef een reactie