Als een belastingplichtige tijdens een uitzending naar het buitenland een ‘kraakwacht’ in de eigen woning aanstelt, blijft sprake van een eigen woning. Dit oordeelde de Hoge Raad.
Een eigenaresse van een rijksmonument werd door haar werkgever tijdelijk uitgezonden en verbleef daarom drie jaar in het buitenland. In die jaren betrok een student als kraakwacht de woning om te voorkomen dat er werd ingebroken of de woning gekraakt werd. De student betaalde geen huur, alleen een beperkte bijdrage in de energiekosten. Ze kwamen overeen dat hij de woning moest verlaten zodra de eigenaresse dit nodig vond. In die jaren maakten zij en haar echtgenoot meerdere keren ook nog zelf gebruik van de woning.
De Hoge Raad oordeelde dat de woning een eigen woning bleef voor de periode dat de vrouw en haar gezin in het buitenland verbleven en de kraakwacht zijn intrek nam. De uitzendregeling bleef gelden. Deze bepaalt dat een woning die door de belastingplichtige niet als hoofdverblijf wordt gebruikt, en die hem voorheen als eigen woning ter beschikking heeft gestaan, onder bepaalde voorwaarden toch als eigen woning kan worden aangemerkt. Een van die voorwaarden is dat de woning niet aan derden ter beschikking wordt gesteld. Van ter beschikkingstelling aan een derde is geen sprake bij een kraakwacht, zo oordeelde de Hoge Raad.
Wet: artikel 3.111, lid 6 Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 7 juni 2013, LJN: CA2316
Geef een reactie