De heffing van btw ten aanzien van de inleg van particuliere deelnemers bij de Regeling verlaagd tarief bij collectieve opwek van elektriciteit (postcoderoosregeling) is afhankelijk van de wijze waarop de relaties tussen de deelnemers, de door hen opgerichte coöperatie en de betrokken energiebedrijven contractueel zijn vorm gegeven. Dat antwoordt staatssecretaris Wiebes van Financiën op Kamervragen over postcoderoosregeling.
De met inleg van de deelnemers opgerichte coöperatie levert de collectief opgewekte energie aan het energiebedrijf waarmee een contract is afgesloten. De staatssecretaris schetst twee varianten. In variant A is de deelnemer contractueel verplicht zijn elektriciteit van datzelfde energiebedrijf af te nemen en vormt de inleg van de deelnemer de vergoeding voor het recht op (nog aan te leveren) elektriciteit en is ter zake van die inleg 21% btw verschuldigd. In variant B is de deelnemer niet contractueel verplicht zijn elektriciteit van datzelfde energiebedrijf af te nemen en is tegenover de inleg van de deelnemer in de coöperatie geen prestatie in de zin van de btw te onderkennen zodat ter zake van die inleg geen btw is verschuldigd.
Overleg en evaluatie regeling
Binnenkort vindt overleg plaats over de toepassing van de btw-regelgeving ten aanzien van de Regeling verlaagd tarief bij collectieve opwekking elektriciteit tussen de ministeries van Economische Zaken en Financiën, de Belastingdienst en de betrokken belanghebbenden. Daarbij gaat de aandacht met name ook uit naar een gelijke behandeling van gevallen die juridisch en contractueel gelijk zijn. Dit najaar zal volgens de staatssecretaris ook begonnen worden met de evaluatie van de regeling. Hierbij is ook aandacht voor vermindering van de administratieve lasten en andere belemmeringen voor deelname aan de postcoderoosregeling.
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 12 juli 2017
Geef een reactie