
Staatssecretaris Van Oostenbruggen beantwoordt, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vragen over technische fiscale knelpunten bij invaren. De vaste commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Eerste Kamer heeft de vragen gesteld.
Aanspraken en rechten van een prepensioen of tijdelijk overbruggingspensioen (vroegpensioen) vertegenwoordigen een bepaalde waarde. Bij het omzetten van een vroegpensioen naar een levenslang ouderdomspensioen, wordt die betreffende waarde omgerekend. In feite wordt de waarde in meerdere uitkeringen opgedeeld, dan dat bij een tijdelijk pensioen het geval zou zijn. Dit betekent dat de deelnemers met een ingegaan vroegpensioen er in jaarlijkse uitkering fors op achteruit kunnen gaan. Dit kan dus voor deelnemers met een ingegaan vroegpensioen tot een financieel nadeel leiden. Met het aangekondigde voorstel voor aanpassingen van de fiscale wetgeving kan dit worden opgelost.
Het is juist in het belang van burgers en dan meer specifiek deelnemers aan pensioenregelingen om deze technische fiscale knelpunten bij invaren op te lossen. Het gaat hier om knelpunten met betrekking tot tijdelijk overbruggingspensioen, prepensioen en wezenpensioen. Het fiscale overgangsrecht wordt in lijn gebracht met de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet. De staatsssecretaris verwacht voldoende maatschappelijk en politiek draagvlak voor het oplossen van deze technische fiscale knelpunten en daarmee voor de aangekondigde maatregelen die vooruitlopend op wetgeving worden opgenomen in een goedkeurend beleidsbesluit.
Het invaren vraagt veel uitvoeringscapaciteit van pensioenuitvoerders en betrokken partijen. Uitstel of vertraging van de transitie betekent dat niet alleen pensioenuitvoerders, maar ook de betrokken partijen hun planning aan moeten passen. Dit is niet efficiënt en zorgt voor onrust in de pensioensector. De staatssecretaris hecht er daarom belang aan dat de uiterste transitiedatum van 1 januari 2028 leidend blijft, zodat pensioenuitvoerders, betrokken partijen en de deelnemers duidelijkheid en zekerheid hebben. Dat is een zwaarwegend belang om vooruitlopend op wetgeving, via een beleidsbesluit deze fiscale knelpunten op te lossen.
Geef een reactie