Minister-president Rutte heeft de Kamervragen over het bericht ‘Rutte informeert Tweede Kamer onjuist over kunstverkoop Oranjes’ beantwoord.
Rutte gaf aan dat de afwikkeling van de nalatenschap van prinses Juliana een ingewikkeld proces was. Hij gaat verder in op de toepassing van de kunstregeling waarmee erfbelasting kan worden betaald met kunst dat daarmee in bezit komt van de staat. De koninklijke familie heeft een deel van de erfbelasting na het overlijden van prinses Juliana in 2004 via deze kwijtscheldingsregeling betaald met kunstobjecten.
Geen wettelijke verplichting
Gevraagd is of het openstaande bedrag aan erfbelasting alsnog voldaan moet worden wanneer de kunstwerken alleen zichtbaar zijn en blijven voor de koninklijke familie en haar eventuele bezoekers, en niet voor een breed publiek tentoongesteld worden. De minister-president antwoordt daarop dat het in algemene zin niet zo is dat de feitelijke zichtbaarheid na verkrijging door de staat de rechtmatigheid van de oorspronkelijke verkrijging zou kunnen aantasten. De staat is wettelijk niet verplicht tot openbare tentoonstelling van de verworven kunstobjecten in een museum of anderszins. Binnen de wettelijke kaders voert het bestuursorgaan ten aanzien van de inwilliging van een beroep op de kwijtscheldingsregeling een beleid dat niet is vastgelegd in een beleidsregel maar, samengevat, inhoudt dat een museum zich bereid heeft verklaard de roerende goederen waarop het verzoek betrekking heeft, in de collectie op te nemen. Dit beleid is ook op de website van de Belastingdienst toegelicht.
Deze beleidsmatige invulling staat er wettelijk niet aan in de weg dat de staat, zonder fiscale gevolgen voor erfgenamen, dergelijke roerende goederen direct kan overdragen aan rijksmusea of, door tussenkomst van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, aan andere musea of opneemt in de door de staat beheerde rijkscollectie, waar deze eveneens kan worden aangewend voor de inrichting van de paleizen en voor de inrichting van andere overheidsgebouwen.
Meer informatie: Ministerie van Algemene Zaken, 24 januari 2020
Geef een reactie