De Hoge Raad heeft bevestigd dat de belastingrechter het beroep ook in behandeling moet nemen als een partij het griffierecht niet kan betalen.
In beginsel zal de belastingrechter het beroep van een belanghebbende niet-ontvankelijk verklaren als de insteller het griffierecht niet betaalt. Dit lijkt in strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Dit verdrag waarborgt immers het recht op toegang tot de rechter. De Hoge Raad stelt dat voor zover het om een beroep tegen boeten gaat, het verdrag zich alleen verzet tegen de heffing van griffierecht als dit een wezenlijke belemmering van de toegang tot de rechter vormt. Het verdrag geldt niet met betrekking tot een beroep tegen een belastingaanslag. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever ook in dat geval het belanghebbenden niet te moeilijk wil maken. Als de rechtzoekende door de heffing van het griffierecht geen gebruik kan maken van de rechtsgang of alleen met grote moeite, mag men aannemen dat deze verzoeker niet in verzuim is als hij het griffierecht niet (volledig) betaalt. De Hoge Raad keurde daarom goed dat Hof Amsterdam het griffierecht voor een man verlaagde van € 112 naar € 20. Deze man had namelijk samen met zijn echtgenote een negatief vermogen en hun netto-uitkering na inhouding vanwege een beslag bedroeg maar € 900 per maand.
Wet: artikel 8:41, tweede en zesde lid Awb
Verdrag: artikel 6, eerste lid EVRM
Meer informatie: Hoge Raad, 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:699
Geef een reactie