De forfaitaire waarderingsmethode voor een ter beschikking gesteld gekregen auto is volgens A-G Niessen een redelijke benadering voor de waarde in het economische verkeer van het gebruiksrecht. Deze regeling blijft binnen de beoordelingsmarge die de wetgever in belastingzaken toekomt.
In deze zaak, waarin het autokostenforfait centraal staat, oordeelde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eerder dat een thuiszorgorganisatie auto’s aan haar werknemers ter beschikking had gesteld. Door het ontbreken van een kilometeradministratie kon niet worden geoordeeld dat het privégebruik minder was dan 500 kilometer per jaar. Advocaat-Generaal (A-G) Niessen onderschrijft dit oordeel van het hof. Hij merkt op dat het autokostenforfait voorziet in een waarderingsvoorschrift voor het ter beschikking gesteld krijgen van een auto voor privédoeleinden. Daarbij is de mogelijkheid tot privégebruik het uitgangspunt en niet het daadwerkelijke privégebruik. Dat gebruiksrecht wordt gewaardeerd volgens een forfaitaire waarderingsmethodiek die zoveel mogelijk aansluit bij de normaal gesproken te verwachten omvang van het privégebruik. Volgens de A-G is dit een redelijke benadering die blijft binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever heeft in belastingzaken. Het is vaste jurisprudentie dat de wetgever om doelmatigheidsredenen mag kiezen voor het gebruik van (waarderings)forfaits. De financiële situatie van de zorgorganisatie bleek niet fundamenteel te zijn aangetast door de heffing en van een excessive individual burden is volgens de A-G geen sprake. Hij adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de zorgorganisatie ongegrond te verklaren.
Wet: artikel 13bis Wet LB 1964, artikel 1 EP EVRM
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:PHR:2017:221
Geef een reactie