Terwijl belanghebbende in de gevangenis zat liep zijn bezwaar- en beroepstermijn gewoon door. De uitspraak op het bezwaarschrift was op de juiste wijze bekendgemaakt, maar hij ging hiertegen te laat in beroep waardoor het beroep niet-ontvankelijk was.
De inspecteur legde een man voor het jaar 2003 een aanslag ib/pvv op voor een bedrag van ruim € 15 miljoen. De adviseur van de man ging hiertegen in bezwaar en deed daarna een stapje terug. De man had zelf veelvuldig contact met de inspecteur over het bezwaarschrift. Het bezwaar werd op 2 november 2007 afgewezen. Half januari 2008 verzond de fiscus kopieën van deze afwijzing naar het woonadres van de man en naar de gevangenis waar hij op dat moment verbleef. De adviseur ontving op pas op 1 september 2008 een kopie. Vanaf welke datum begon de termijn te lopen waarop de man beroep kon aantekenen? Omdat noch belanghebbende noch de adviseur expliciet aan de inspecteur hadden laten weten dat de uitspraak op bezwaar niet aan de adviseur (als indiener van het bezwaar) moest worden gezonden, vond het hof dat de beroepstermijn pas begon te lopen op het moment dat de uitspraak werd bekendgemaakt aan de adviseur en niet al bij de bekendmaking aan de man. Het hof ging eraan voorbij dat de adviseur later begon te twijfelen of hij de uitspraak op het bezwaar wel echt had ontvangen op 1 september. Het oordeel was daarom dat het beroep dat op 18 augustus 2010 was ingesteld niet-ontvankelijk was, omdat het niet tijdig was ingediend.
Wet: artikel 6:8 Awb
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch, 14 augustus 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3760
Geef een reactie