Als de Belastingdienst een dochtermaatschappij een informatiebeschikking oplegt, zijn de moedermaatschappij en de uiteindelijke dga niet bevoegd om daartegen op eigen naam beroep in te stellen. Het beroepschrift moet dan mede op naam van de dochtermaatschappij staan, wil het ontvankelijk zijn.
In een recente zaak voor de Hoge Raad had een dga samen met zijn holding beroep ingesteld tegen een informatiebeschikking. Deze informatiebeschikking was gericht aan de dochtermaatschappij van de holding. Het beroepschrift was echter niet ingediend door de dochtermaatschappij zelf. Hof Den Haag meende dat het beroepschrift toch ontvankelijk was, omdat de dga en de holding tijdens de zitting voor de rechtbank duidelijk hadden uiteengezet dat het beroepschrift mede namens de dochtermaatschappij was ingediend. De Hoge Raad oordeelt echter dat zo’n verklaring na afloop van de beroepstermijn niet maakt dat het beroepschrift alsnog mede door de belanghebbende is ingediend.
Uitbreiding kring belanghebbenden
Evenmin was hier sprake van een uitbreiding van de kring van belanghebbenden. Deze uitbreiding betreft namelijk de (rechts)personen van wie inkomens-of vermogensbestanddelen tot de (heffings)grondslag van de aanslag of beschikking behoren. Maar in deze zaak was het beroepschrift gericht tegen een informatiebeschikking omdat de dochtermaatschappij niet had voldaan aan haar administratieve verplichtingen. De Hoge Raad oordeelde door dit alles dat het beroepschrift niet-ontvankelijk was.
Besluit: artikelen 26a, tweede lid en 52a, eerste lid AWR
Meer informatie: Hoge Raad 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1234
Geef een reactie