Als de Nederlandse fiscus een buitenlandse belastingdienst laat weten geïnteresseerd te zijn in gegevens van Nederlandse inwoners, is dit niet hetzelfde als het opvragen van specifieke gegevens. Verstrekt de buitenlandse fiscus gegevens waarvoor de Belastingdienst belangstelling heeft, dan kan nog steeds sprake zijn van spontane uitwisseling van inlichtingen, zo heeft de Hoge Raad geoordeeld.
Een Nederlandse man ging in beroep tegen diverse navorderingsaanslagen inkomstenbelasting in verband met buitenlands vermogen. Hij was namelijk de enige uiteindelijk gerechtigde van een Liechtensteinse stichting. Hof Amsterdam verminderde wel de boete (zie ook: Geen 100% boete als list later dan vergrijp wordt uitgevoerd), maar daarmee was de man niet tevreden. Hij vond dat de Belastingdienst het Europees recht had geschonden door gebruik te maken van gegevens die de Duitse fiscus had verstrekt. Een medewerker van de Belastingdienst/FIOD had namelijk de Duitse fiscus laten weten dat de Nederlandse autoriteiten belangstelling zouden hebben voor data van Nederlandse ingezetenen die Liechtensteinse stichtingen misbruikten. Maar de kennisgeving van de medewerker telde volgens de Hoge Raad niet als een verzoek tot het uitwisselen van gegevens. De Duitse belastingdienst had de gegevens dus spontaan verstrekt. De Hoge Raad vond evenmin dat de Belastingdienst de man had moeten informeren over de inlichtingen die waren vergaard. De Hoge Raad verklaarde daarom het beroep in cassatie ongegrond.
Richtlijn: artikelen 5 en 9 Bijstandsrichtlijn
Meer informatie: Hoge Raad, 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:183
Geef een reactie