De Belastingdienst kan belastingrente en invorderingsrente in rekening brengen bij aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Door het coronavirus is de belastingrente tijdelijk verlaagd naar 0,01% tot 1 oktober 2020. Daarna weer verhoogd naar 4%. De invorderingsrente blijft op 0,01% tot 1 januari 2022.
De Belastingdienst kan belastingrente in rekening brengen op een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting. Belastingrente is verschuldigd als de voorlopige aanslag na zes maanden na het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, wordt opgelegd. Een belastingplichtige is alleen belastingrente verschuldigd als de voorlopige aanslag leidt tot een te betalen bedrag. In uitzonderlijke gevallen krijgt de belastingplichtige rente vergoed bij een voorlopige aanslag die resulteert in een te ontvangen bedrag.
Berekening belastingrente voorlopige aanslag
De Belastingdienst berekent de rente enkelvoudig. Het begin van de renteberekening is zes maanden na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven. Het einde van de renteberekening is in beginsel zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet. Legt de Belastingdienst een voorlopige aanslag op conform een ingediend verzoek, dan eindigt het tijdvak voor renteberekening uiterlijk 14 weken na ontvangst van het verzoek. Legt de Belastingdienst een voorlopige aanslag op naar aanleiding van de ingediende aangifte, dan eindigt het tijdvak voor het berekenen van de rente uiterlijk 19 weken na de datum van het indienen van de aangifte. De Belastingdienst vergoedt soms rente op een voorlopige aanslag met een te ontvangen bedrag. Dat is het geval als tussen de datum van ontvangst van het verzoek door de Belastingdienst of de aangifte, meer dan 8 weken respectievelijk 13 weken zijn verstreken. Bij een te vergoeden belastingrente begint het tijdvak 8 respectievelijk 13 weken na ontvangst van het verzoek of de aangifte en eindigt zes weken na de dagtekening van de voorlopige aanslag.
Belastingrente definitieve aanslag
Ook bij een definitieve aanslag is belastingrente verschuldigd als de belastingplichtige moet betalen. Het tijdvak van de rente begint te lopen zes maanden na het einde van het tijdvak waarover belasting wordt geheven. Het einde van het tijdvak voor de renteberekening is in beginsel zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag. Als de aanslag overeenkomstig de aangifte is opgelegd dan eindigt het tijdvak om de rente te berekenen zes weken na dagtekening van de aanslag, maar uiterlijk 19 weken na het indienen van de aangifte. Krijgt de belastingplichtige op basis van de aangifte geld terug, dan heeft hij in uitzonderlijke gevallen recht op uitbetaling van belastingrente. Komt de definitieve aanslag op een te ontvangen bedrag uit en is geen sprake van een verrekening met een eerdere voorlopige aanslag? Dan begint de termijn voor het bepalen van de renteteruggaaf te lopen vanaf 13 weken na indienen van de aangifte, maar niet eerder dan na zes maanden na afloop van het tijdvak waarover belasting wordt terugontvangen. De termijn eindigt zes weken na dagtekening van het aangiftebiljet.
Belastingrente bij navordering
Bij een navorderingsaanslag op verzoek van de belastingplichtige begint het tijdvak voor renteberekening te lopen zes maanden na het einde van het tijdvak waarover belasting is verschuldigd. Het einde van het tijdvak voor de renteberekening is zes weken na dagtekening van de aanslag, maar uiterlijk 12 weken na de datum van ontvangst van het verzoek.
Hoogte belastingrente
De belastingrente in 2020 bedraagt 4% voor de inkomstenbelasting met uitzondering van de periode 1 juli 2020 tot 1 oktober 2020, dan is de belastingrente 0,01%. Voor de vennootschapsbelasting is de belastingrente 8% over het tijdvak vanaf 1 januari tot 1 juni 2020. De rente is 0,01% vanaf 1 juni tot 1 oktober 2020 en vanaf 1 oktober 2020 is de rente ook voor de vennootschapsbelasting 4%. Voor de berekening geldt verder dat elke maand 30 dagen heeft en een jaar 360 dagen. Voor rekenvoorbeelden voor de inkomstenbelasting, zie de site van de Belastingdienst.
Geen rentenadeel Belastingdienst dan ook geen belastingrente
Op 2 juli 2019 heeft Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2019:5419, uitspraak gedaan in een zaak waarin een bv een voorlopige aanslag had gekregen en betaald. Bij de aangifte vennootschapsbelasting vermeldde de bv de voorlopige aanslag abusievelijk als ingehouden dividendbelasting, waardoor zij in eerste instantie het betaalde bedrag terugkreeg. Later legde de Belastingdienst een definitieve aanslag. Daardoor moest zij niet alleen het eerder ten onrechte teruggekregen bedrag terugbetalen. Ook moest zij belastingrente betalen. De bv was het daar niet mee eens. De Belastingdienst had geen rentenadeel geleden. Het hof beriep zich voor zijn oordeel op de uitlatingen in verslagen uit 2015 en 2016 van de Landelijke Vakgroep Recht van de Belastingdienst. Deze verslagen waren openbaar gemaakt naar aanleiding van een Wob-verzoek. Het gepubliceerde beleid hield in dat de Belastingdienst geen rente in rekening bracht over de periode dat het geld al op de rekening van de Belastingdienst stond. Zie: ‘Beroep op begunstigend beleid belastingrente mogelijk’.
Conclusie A-G IJzerman
In zijn conclusie van 20 februari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:170 adviseert A-G IJzerman het cassatieberoep van de staatssecretaris tegen het oordeel van het hof ongegrond te verklaren, zie uitgebreider: ‘A-G: begunstigend beleid belastingrente niet ingetrokken’. Eerder had de staatssecretaris al besloten om niet in cassatie te gaan tegen de uitspraak van Hof Den Haag van 14 november 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3106. Zie: ‘Fiscus berust in beperking belastingrente – voor deze keer!’. In de uitspraak van 14 november 2018 oordeelde het hof ook in het nadeel van de fiscus op basis van openbaar gemaakt beleid: ‘Voorlopige aanslag beperkt belastingrente’.
Geen rentenadeel, toch belastingrente
Op 11 augustus 2020 heeft Hof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2020:1605, echter beslist dat ook zonder rentenadeel, de Belastingdienst belastingrente in rekening mag brengen. Zie hierover uitgebreider: ‘Geen rentenadeel, maar toch belastingrente voor fiscus’. Deze uitspraak staat lijnrecht tegenover de hierboven vermelde rechtspraak. De uitspraak van het hof lijkt in overeenstemming te zijn met de zienswijze van de staatssecretaris in zijn besluit om niet in cassatie te gaan tegen de uitspraak van 14 november 2018 van Hof Den Haag.
Invorderingsrente
Er is een verschil tussen belastingrente en invorderingsrente. Invorderingsrente is de rente die de belastingbetaler is verschuldigd bij betaling van de belasting na de laatste betalingstermijn. De invorderingsrente bedraagt tot 23 maart 2020 4% en daarna 0,01% tot 1 januari 2022. Dit wijkt af van de belastingrente, die is na 1 oktober 2020 voor zowel de inkomstenbelasting als vennootschapsbelasting 4%. Leidt de berekening van de invorderingsrente tot een te betalen bedrag van € 23 of minder, dan wordt het niet in rekening gebracht. Voor de berekening van het in rekening te brengen bedrag aan invorderingsrente wordt gebruikgemaakt van een formule. Die formule luidt: (AxP)+(AxP) etc x belastingschuld / 36000. Als een bedrag van de betaling moet worden gesplitst in een hoofdsom en rente is de formule: 36000 x belastingschuld / A x P + A x P etc +36.000. A staat voor aantal dagen en P voor het rentepercentage. Voor de berekening geldt verder dat de maand waarin de enige of laatste betalingstermijn valt wordt voor het werkelijk aantal dagen van die maand in aanmerking genomen. Voor februari wordt altijd uitgegaan van 28 dagen en een volle maand wordt gesteld op 30 dagen en een jaar op 360 dagen.
Ongelijke behandeling ondernemers met en zonder voorlopige aanslag?
Een ondernemer die aan het begin van het jaar een voorlopige aanslag heeft gehad en uitstel van betaling heeft gekregen, hoeft slechts 0,01% invorderingsrente op jaarbasis te betalen na het verstrijken van de betalingstermijn(en). Een ondernemer die om wat voor reden dan ook nog geen voorlopige aanslag heeft gekregen, krijgt te zijner tijd bij de voorlopige te maken met 4% belastingrente vanaf 1 oktober 2020. Tweede Het niet hebben ontvangen van een voorlopige aanslag kan diverse redenen hebben. Kamerlid Helma Lodders wil van de staatssecretaris weten of hier niet sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Op 8 september 2020 heeft zij hierover dan ook Kamervragen gesteld aan de staatssecretaris.
Voorbeeld invorderingsrente
Iemand ontvangt een aanslag inkomstenbelasting 2018 met een te betalen bedrag van € 25.000 (geen belastingrente). De aanslag heeft een dagtekening van 31 juli 2019. Op de vervaldag 11 september 2019 is nog niets betaald, want de belastingplichtige is in bezwaar gegaan. Op 31 maart 2020 verklaart de Belastingdienst het bezwaar ongegrond. De invorderingsrente bedraagt 4% tot 23 maart 2020 en vanaf 23 maart 2020 0,01%. De belastingplichtige betaalt de aanslag op 15 april 2020. Hoeveel moet hij aan invorderingsrente betalen? Vanaf 12 september 2019 tot en met 14 april 2020 zijn 212 dagen. Gedurende 190 dagen is 4% rente per jaar verschuldigd en gedurende 22 dagen is 0,01% rente per jaar verschuldigd. Als de eerste formule gebruikt wordt is de verschuldigde invorderingsrente:
(190×4) + (22×0,01) x € 25.000 / 36.000 = € 527. In totaal dient deze belastingplichtige op 15 april 2020 dus € 25.527 te betalen. Zou het te betalen bedrag aan invorderingsrente onder de € 23 zijn gebleven, dan is geen invorderingsrente verschuldigd.
Dit artikel is gebaseerd op de stand van de wet- en regelgeving per 8 september 2020.
Wet: art. 30f, 30fa, 30fb, 30fc, 30fd en 30fe AWR en art. 28 IW
Geef een reactie