Als de inspecteur moet beoordelen of werkzaamheden plaatsvinden in een dienstbetrekking, dient hij onder andere nagaan of de arbeidskracht het werk persoonlijk moet verrichten. Bij deze toets is de fiscus gebonden aan de wettelijke bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.
De staatssecretaris van Financiën benadrukte dit bij het beantwoorden van Kamervragen over het criterium van vervangbaarheid in de contracten van PostNL. De staatssecretaris wilde vanwege de geheimhoudingsplicht niet zeggen of de Belastingdienst de vervangbaarheid in de contracten van PostNL voldoende vindt om te constateren dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Hij wilde wel in zijn algemeenheid wat meer zeggen over het begrip vervangbaarheid. Om te beginnen is de plicht om persoonlijk arbeid te verrichten maar één van de cumulatieve voorwaarden voor het bestaan van een dienstbetrekking. In samenwerking met VNO-NCW/MKB-Nederland heeft de fiscus in het kader van de Wet DBA al een gepubliceerde modelovereenkomst opgesteld. In deze overeenkomst is ook de mogelijkheid tot vrije vervanging opgenomen. De opdrachtgever mag een vervanger dan alleen weigeren op grond van objectieve criteria, zoals kwaliteitseisen. Men kan een overeenkomst waarin vrije vervanging wordt geregeld ook ter beoordeling voorleggen aan de Belastingdienst. Voor de beoordeling van een overeenkomst is niet alleen de papieren werkelijkheid, maar ook de materiële waarschijnlijkheid van het overgelegde van belang. De inwerkingtreding van de Wet DBA zal daarin geen wijziging aanbrengen. De inspecteur kan met de Wet DBA wel handhaven als de afspraken niet aansluiten bij de feiten.
Wet: artikel 7:610 BW en artikel 2, eerste lid Wet LB 1964
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 4 februari 2016, nr. DGB/2015/6043U
Geef een reactie