De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten is ingevoerd om een einde te maken aan het verschil in fiscale behandeling tussen de buitenlandse dochtermaatschappij en de vaste inrichting. In beide gevallen zijn de resultaten uit de deelneming/vaste inrichting niet belast of aftrekbaar bij de houdstermaatschappij/het hoofdkantoor.
Objectvrijstelling
Een lichaam met een buitenlandse vaste inrichting moet zijn (wereld)winst verminderen met de positieve en negatieve bedragen van de winsten uit andere staten. Per saldo blijven buitenlandse winsten en verliezen dus buiten de Nederlandse heffingsgrondslag. Het hoofdkantoor moet per staat de voordelen waarvoor de objectvrijstelling geldt salderen. Voor dit saldo geldt vervolgens de objectvrijstelling. Daarbij tellen mogendheden en bestuurlijk eenheden met een eigen fiscale wetgeving (bijvoorbeeld Aruba, Curaçao of Sint Maarten of op de BES-eilanden) ook als staten.
Verdragsstaat
Als de vaste inrichting is gevestigd in een staat, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat de heffingsbevoegdheid over de winst van de vaste inrichting regelt, ziet de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten op:
- de winst uit een buitenlandse onderneming;
- de opbrengsten minus bijbehorende kosten van buitenlandse onroerende zaken; en
- de overige voordelen minus bijbehorende kosten waarover de andere staat mag heffen.
De (positieve of negatieve) voordelen uit deze inkomenscategorieën vallen echter alleen onder de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten voor zover Nederland op grond van het verdrag een voorkoming van dubbele belasting verleent volgens de vrijstellingsmethode als die voordelen positief zijn.
Niet-verdragsstaat
Is sprake van een vaste inrichting in een niet-verdragsstaat, dan ziet de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten op het gezamenlijke bedrag van:
- de winst uit buitenlandse onderneming die is behaald in die niet-verdragsstaat. Daarbij merkt de Belastingdienst werkzaamheden die gedurende een aaneengesloten periode van minstens 30 dagen in, op of boven het winningsgebied van een andere staat worden verricht ook aan als een onderneming;
- de opbrengsten minus bijbehorende kosten uit (rechten op) buitenlandse onroerende zaken; en
- de opbrengsten minus bijbehorende kosten uit rechten op aandelen in de winst van een onderneming, waarvan de leiding in een andere staat is gevestigd, voor zover deze rechten niet opkomen uit effectenbezit.
Een lichaam met een vaste inrichting in een niet-verdragsstaat moet de winst van deze vaste inrichting berekenen alsof de inrichting een zelfstandige en onafhankelijke onderneming zou zijn. Daarbij moet het hoofdkantoor rekening houden met zijn via de vaste inrichting en andere delen van de onderneming uitgeoefende functies, gebruikte activa en gelopen risico’s.
Stakingsverliezen
Stakingsverliezen vallen niet onder de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten. Het hoofdkantoor kan zulke verliezen in beginsel wel aftrekken. Als echter een verbonden lichaam de activiteiten van de buitenlandse onderneming voor minstens 30% voortzet, kan het hoofdkantoor het saldo van de winsten en verliezen doorschuiven naar dat lichaam. Het hoofdkantoor kan dan geen stakingsverlies aftrekken.
Laagbelaste beleggingsonderneming
De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten geldt in beginsel niet voor winst uit een zogenoemde laagbelaste buitenlandse beleggingsonderneming. De Belastingdienst merkt een buitenlandse onderneming aan als een buitenlandse beleggingsonderneming als:
- de werkzaamheden van de buitenlandse onderneming samen met de (pro rata) toe te rekenen werkzaamheden van de lichamen waarin het hoofdkantoor een deelneming heeft die is toe te rekenen aan de buitenlandse onderneming, voor meer dan 50% bestaan uit beleggen, passieve concernfinanciering of passieve terbeschikkingstelling; en
- de winst van de buitenlandse onderneming niet is belast met een heffing die naar Nederlandse begrippen reëel is.
De Belastingdienst verleent onder voorwaarden een aparte verrekening voor de buitenlandse winstbelasting op de resultaten uit een buitenlandse beleggingsonderneming.
Overigens leiden bepaalde (aangewezen) werkzaamheden niet tot de aanwezigheid van een buitenlandse beleggingsonderneming.
Wet: artikelen 15e, 15g, 15i en 15j Vpb 1969
Geef een reactie