Heeft de inspecteur het verzoek om teruggaaf van btw van een ondernemer gehonoreerd, terwijl bij een marginale toetsing al had moeten blijken dat de ondernemer dat recht niet had? Dan wekt de fiscus volgens Hof Den Haag vertrouwen op bij die ondernemer en is de ten onrechte verleende teruggaaf niet na te heffen.
Een man dreef van 1 januari 2012 tot en met 1 januari 2015 via een eenmanszaak een onderneming. De feitelijke ondernemingsactiviteiten bestonden uit het begeleiden van (minderjarige) artiesten. In februari 2016 hield de fiscus een boekenonderzoek en ontdekte dat de man te veel btw had teruggekregen over het derde en vierde kwartaal 2012. De inspecteur wil de teruggaaf naheffen, maar mag dat niet van het hof. Uit een marginaal onderzoek had de inspecteur namelijk al kunnen opmaken dat de man geen recht had op teruggaaf van btw. De ondernemer zelf had geen enkele fiscale kennis. Hij kon zich op afwezigheid van alle schuld (avas) beroepen. Bovendien had de Belastingdienst door een btw-teruggaaf te verlenen bij de man te eerbiedigen vertrouwen opgewekt dat een bewust standpunt was ingenomen. Dat de inspecteur in zijn brief een voorbehoud had opgenomen voor een correctie achteraf, staat niet in de weg aan opgewekt vertrouwen.
Wet: art. 17 Wet OB 1968
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 5 maart 2019 (gepubliceerd 12 maart 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:466
Geef een reactie